van de vuurboet te Westkapelle werd in 1470 de nog altijd bestaande zware kerk toren gebruikt. Eeuwenlang reeds is dit bouwwerk een landmerk voor de zeevaren de. Van de beeldenstorm had de toren veel te lijden. In 1702 stortte de klok tijdens het luiden naar beneden. Toen de Fransen in Westkapelle gelegerd waren, plaatsten zij een seintoestel op de toren. Hiertoe braken zij een deel van de toren af. In 1817 werd de toren opgenomen in een algemeen plan voor betere kustver- lichting en het jaar daarop werd hier het eerste lichttoestel in Nederland aangebracht dat petroleum-gestookte lampen had. In 1831 ontstond door een blikseminslag een geweldige brand, waarbij de lichtwachtersfamilie ternauwernood kon worden gered en de gehele kerk afbrandde. Eenvoudig steenkoolvuur, gestookt in een korf Ook op de Vlissingse gevangentoren werd reeds in de 16e eeuw een vuur gebrand. Uit die periode is een klacht van de steigerschuitschippers aan het stadsbestuur bewaard gebleven. Deze schippers onderhielden een veerdienst naar de „overkant". Via hun gilde uitten zij hun ongenoegen over het feit dat het vuur soms slecht brandde. Op het „Panorama van Vlissingen" is dit vuurbaken op het dan nog platte dak van de gevangentoren duidelijk te zien. Nog een interessant voorbeeld van kustverlichting is het in 1860 geplaatste gietijzeren havenvuur op het Keizersbolwerk te Vlissingen. Het staat wat in de schaduw van het bekende standbeeld van Michiel de Ruyter, maar is door zijn bijzondere en mooie vormgeving zeker ook het aanzien waard. 118

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 122