der eeuwen al zeer voorzichtig zijn, dit geldt nog sterker als men de veranderingen
van de banken en geulen rond het eiland wil beschrijven.
De monding van de Honte, zoals het water aan de zuidzijde van Walcheren
heette, was breed. Na de stormvloeden van de 15e en 16e eeuw werd deze monding
nog breder en de bevaarbaarheid werd groter. In de tweede helft van de 15e eeuw
nam de internationale scheepvaart die van de Honte gebruik maakte om de
„Walcherse Rede" te bereiken toe. Indien we vandaag de dag moeten vaststellen
waar deze eens zo veel geprezen ankerplaats was gelegen, dan is dat niet zo moeilijk.
Komende vanuit Vlissingen en rijdend over de snelweg richting Goes, passeren
we al gauw de aan onze rechterkant gelegen molen van Nieuw- en St. Joosland.
Vanaf dit punt rijden we door het gebied waar aan het eind van de Middeleeuwen,
maar ook nog daarna schepen uit alle windstreken ankerden. Pas als de spoorbaan
links, evenwijdig aan de snelweg, verschijnt dan hebben we dit voor de opkomst van
de Walcherse economie zo belangrijke redegebied verlaten.
Het brede en diepe water rond het eiland Walcheren was, sinds Brugge met
Damme en Sluis na omstreeks 1450 niet meer het knooppunt van de wereldhandel
uitmaakten, het middelpunt geworden van een enorme maritieme activiteit. De
scheepvaart koos de „Walcherse Rede" als ankerplaats. Hier, in diep water en
beschut tegen de overheersende westenwinden, werd de lading gelost en geladen.
Een reiziger die de rede bezocht meldt in zijn verslag „Ik heb verbaasd gestaan over
het grote aantal schepener lagen meer dan tweehonderd van buitengewone grootte
en vele kleinere. In de stad Arnemuiden heb ik kooplieden uit Spanje en Portugal
aangetroffen en in de stad Veere waren vele Oosterlingen en anderen uit het noor
den". Slechts kort heeft deze drukke scheepvaart naar en van dit gebied geduurd.
De strijd voor het behoud van de bereikbaarheid van de haven van Middelburg
heeft ongeveer drie eeuwen in beslag genomen. Al rond 1500 werd duidelijk dat door
verlanding het behoud van deze rede niet haalbaar was. Daarom groeven de Middel
burgers het Havenkanaal, om zo via het Kanaal van Welsinge de Honte te bereiken.
De expansiedrift van de Middelburgers die zich door het kanaal een uitweg zochten is
nog altijd zichtbaar. Aan de westzijde van de oude weg van Middelburg naar Nieuw
en St. Joosland ligt een brede verdieping langs de Nieuwlandse weg, welke aangeeft
dat hier ooit een toegang lag naar een van de grootste havens van Nederland.
In de Franse tijd, maar ook reeds daarvoor, nam de aanslibbing in het haven
kanaal zo toe dat zelfs de kleine beurtschippers en andere binnenvaartuigen de
grootste moeite hadden om de haven te bereiken. In september 1814 bracht koning
Willem I een bezoek aan Walcheren en zag de treurige gesteldheid van de haven.
Besloten werd een kanaal te graven van Middelburg naar Veere. De officiële opening
door de koning in zijn koninklijk jacht vond plaats op 9 augustus 1817. Op dezelfde
dag voer het fregat de „de Middelburgse Nieuwehaven", komende van New Orleans,
door het kanaal naar Middelburg.
Hoe was nu de ontwikkeling van het gebied dat te zien is vanaf de Vlissingse
boulevard. Omstreeks het jaar 1400 strekte zich voor dat punt nog weideland uit
over honderden meters. Nu loopt hier de Sardijngeul en varen de schepen bijna
binnen handbereik voorbij.
Alle kaarten, die een beeld geven van de Scheldemonding inde periode van voor
het midden van de 16e eeuw laten aan nauwkeurigheid veel te wensen over. Reeds in
het begin van de 16e eeuw werden de volgende vaarwaters genoemd de Spleet, de
Botkijl, de Wielingen en de Deurloo. Ons houdend aan wat Wagenaer en Hayen
beweerden, blijkt dat de Spleet - hoewel de naam ongetwijfeld teruggaat naar een
120