Overigens kon zo'n Zwartkopje je ook hevig in de war brengen door een hele tijd het lied van de Kleine Karekiet te zingen Thijsse doet in zijn „Vogeljaar" ook z'n best het gezang in notenschrift uit te drukken, maar de aardigste beschrijving geeft toch eigenlijk de oude Brehm („Brehms Tierleben", deel 5, 1882). Ik zal trachten deze hier te vertalen. „In de hoofdstad van Canaria herinnert men zich nog de Capriote (Portugees voor Zwartkopje) van een vroegere non die iedere dag, als ze het nog jonge vogeltje voer gaf, zei„Mi nino chiceritito" (mijn allerliefste kindje), welke woorden dat vogeltje zonder enige moeite, luid en helder leerde naspreken. Het volk was buiten zichzelf van verbazing over de wonderbaarlijke verschijning van een sprekende zangvogel. Jarenlang vormde hij de bekoring van de bevolking, en grote sommen gelds werden de eigenaresse ervoor geboden. Tevergeefs Zij kon het niet over zich verkrijgen afstand te doen van haar lieveling, waarin zij de hele vreugde en het enige geluk van haar leven vond. Maar wat de prachtigste beloften haar niet konden ontrukken, dat beroofde de arme vrouw de zelfs onder de zachte, vriendelijke aard der eilandbewoners sluimerende boosaardigheid het diertje werd door afgunstige hand vergiftigd. Zijn roem heeft hem echter overleefd, en nog lange tijd zal men in de Ciudad de las Palmas over hem spreken Ik moet zeggen dat het refrein van het Zwartkopliedje hier in Nederland en na meer dan honderd jaar nog altijd niet beter uitgedrukt kan worden dan in de aan gehaalde Portugese woorden „Mi nino chiceritito". Ik ken geen woord Portugees en ben nooit op de Canarische eilanden geweest, maar het is exact wat de vogel zingt. Misschien kan een lezer bovenstaande anekdote nog eens verifiëren tijdens een bezoek aan de Ciudad de las Palmas Intussen kan ik hier tot mijn vreugde vermelden dat het Zwartkopje tot de weinige kleine zangvogels behoort, die niet alleen in heel Europa, maar ook hier op Ter Hooge duidelijk in aantal zijn toegenomen. Overal op Walcheren, zelfs in de steden, zingt dit lieve beestje. Nog meer moeite dan de kleine boszangers verschaften mij indertijd de riet vogels Kleine Karekiet, Rietzanger en Bosrietzanger (de Grote Karekiet ontbrak op Walcheren). Aan al die kleine zangers heb ik heel veel te danken ze verrijken je leven en elk jaar kijk je weer tussen hoop en vrees uit naar hun eerste ver schijning in het voorjaar zouden ze alle weer terugkeren na de gevaren op een reis van duizenden kilometers uit het verre Afrika Het voorjaar was ook de tijd waarin de vinkachtigen terugkeerden op Ter Hooge of er tijdelijk pleisterden. Vooral in 1933 en 1934 was er een hele invasie van Putters, Kepen, Sijsjes en Vinken, die zich tegoed deden aan de bloeiende lariksen en iepen. Enkele andere vogels De Ijsvogel vormt een verhaal apart. Zo tussen juni/juli en het volgende jaar mei waren ze er, meestal twee, soms drie exemplaren. Een paar maal vond ik een exem plaar dat zich tegen het raam had doodgevlogen, maar altijd verscheen er daarna al gauw weer een nieuwe. Overal op Walcheren kon je de Ijsvogel trouwens tegen komen, tot op de paalhoofden bij Oostkapelle toe. Achteraf vermoed ik dat ze ook op Ter Hooge nogal eens hebben gebroed, gezien het geconstateerde broedgeval in 1984, in een periode waarin de vogels veel zeldzamer zijn geworden en het water, tengevolge van de introductie van de karpers, ondoorzichtig. 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 134