Constateert men dan na enige tijd, namelijk vanaf het midden van de 12e eeuw een
sterke toename van het aantal parochiestichtingen, dan lijkt het aannemelijk dat de
prediking vanuit de abdij van Middelburg hierop mede van invloed is geweest.
Immers, parochies die tot dan toe diverse nederzettingen omvatten en zo groot zijn
dat de parochianen soms meer dan vijf kilometer van hun kerk verwijderd wonen,
lenen zich niet voor het door de Middelburgse Norbertijnen gepropageerde fre
quente, tenminste wekelijkse kerkbezoek. De uiteindelijke consequentie van de
beoogde intensivering van het kerkelijk leven is in feite niets minder dan de stichting
van een afzonderlijke kerk in elke woonkern van enige omvang.
Dat de kerkelijk-religieuze impuls belangrijk is bij de vele kerkstichtingen na
circa 115 0 is derhalve waarschijnlijk, maar het is zeker niet de enige drijfveer geweest.
Ook factoren van profane aard zijn aanwijsbaar. Wij weten dat de dorpskerk in
Zeeland in de eerste helft van de 13e eeuw in meer dan alleen kerkelijk opzicht een
centrale plaats inneemt in de locale gemeenschap. Uit de keur voor Zeeland die
Flo ris de Voogd als regent voor de minderjarige graaf Floris V rond 1257 uitvaardigt
en waarin het op dat moment gangbare landrecht is vastgelegd blijkt dat zowel
parochiekerk als parochiepriester een functie vervullen in het rechtsleven van het
zogenaamde vierschaarambacht, dat wil zeggen het locale, aanvankelijk regionale
rechtsdistrict met een eigen schepencollege dat in de bronnen ambacht heet, maar
dat wij met Dekker duidelijkheidshalve aanduiden - waarom zal straks blijken - met
de term vierschaarambacht (vierschaar=gerecht). Zo moeten klachten wegens
diefstal in de kerk van het ambacht worden ingediend bij de ambachtsschout en drie
parochianen, moet het doen vanscuttinghe, het vangen en in bewaring nemen van vee
dat zich op verboden terrein bevindt, op dezelfde dag in de kerk bekend worden
gemaakt ten overstaan van drie parochianen, en kan de parochiegeestelijke worden
betrokken bij het doen van een custinghe een onschuldseed of boedeleed). Ook aan
klachten wegens moord op of verwonding van iemand op weg van of naar de graaf
kunnen in de parochiekerk van de dader worden ingediend (8). Enige decennia later
bepaalt bovendien de keur van Floris V (1290) dat geboden inzake dijken en
wateringen op zondag in de kerk door de schepenen van het vierschaarambacht
moeten worden afgekondigd (9). De rol in de rechterlijke organisatie die de Zeeuwse
parochiekerken hier blijken te vervullen, krijgt nog meer reliëf wanneer men
constateert dat de keuren van Floris de Voogd en Floris V er gezien bovengenoemde
bepalingen vanuit lijken te gaan dat elk vierschaarambacht een eigen kerk heeft
zelfs is éénmaal sprake van de kerk van het ambachtDuidelijker nog zijn op dit punt
de keuren van graaf Willem III uit 1328 voor Zeeland Bewesten- en Beoosten-
schelde. Parochies en vierschaarambachten vallen volgens deze keuren volledig
samen (10). Waarschijnlijk is dit tevoren ook altijd zo geweest. De vermelding in de
late 12e eeuw van de vierschaarambachten Westmonster en Noordmonster, beide
met een zo typische parochienaam - monster betekent hier kerk -, terwijl een am
bacht Middelburg nooit heeft bestaan, vormt daarvoor een duidelijke aanwijzing
(11Maar dat betekent dan wel dat, wanneer dit in de late 12e en de 13e eeuw inder
daad de situatie is, de stichting van een nieuwe parochie in die tijd ook de vorming van
een nieuw vierschaarambacht tengevolge heeft. Met andere woorden, dat wanneer
een nederzetting zich kerkelijk weet los te maken uit het grotere verband van een
moederparochie, zij ook in rechterlijk opzicht een afzonderlijke eenheid gaat vor
men, los van het grotere vierschaarambacht waartoe zij tot dan toe heeft behoord.
13