Dat dit wereldlijke aspect naast kerkelijk-religieuze factoren de sterke toe
name van het aantal kerkstichtingen moet hebben bevorderd, wordt onmiskenbaar
wanneer men weet dat de instelling als zodanig van het vierschaarambacht dateert
van niet lang na het midden van de 12e eeuw, dus juist uit de tijd waarin de hausse in
parochiestichtingen een aanvang neemt (12).
De belangrijkste reden voor de instelling van de vierschaarambachten is
gelegen in de toenemende noodzaak van een goede zorg voor de afwatering en een
goed onderhoud van de dijken, welke na de stormvloed van 1134 allengs worden
aangelegd. Meer in het algemeen kan men zeggen dat de behoefte aan een betere
rechterlijke organisatie op regionaal en locaal niveau te maken heeft met de al
genoemde bevolkingsgroei die een toename in aantal en omvang van de neder
zettingen en een intensiever agrarisch gebruik van het land met zich mee brengt.
Niet alleen de mogelijkheid en de noodzaak van dijkbouw op grote schaal na de
stormvloed van 1134, maar ook de noodzaak van een goed onderhoud van de dijken
nadien en een betere beheersing van het binnenwater vloeien hieruit voort. Meer dan
de leden van de grafelijke centrale schepenbank voor héél Zeeland zijn hier de
schepenen van de vierschaarambachten, bekend als zij zijn met de plaatselijke water
staatkundige omstandigheden, in staat toezicht uit te oefenen en snel en terzake-
kundig over de veelal technische aangelegenheden te oordelen. Een intensievere
beoefening van akkerbouw en veeteelt betekent bovendien dat de locale samenle
ving ingewikkelder wordt op het gebied van grondgebruik en grondbezit, met alle
geschillen en overtredingen vandien. Het lijkt in dit verband niet toevallig dat ook
zaken van veldpolitie tot de competentie van de ambachtsschepenen behoren en dat
al vroeg in de 13e eeuw de overdracht van onroerend goed ten overstaan van deze
schepenen blijkt plaats te vinden (13).
Gaat men er nu vanuit dat vierschaarambacht en parochie van meet af aan
samenvallen - de aanwijzingen gaan zoals wij zagen duidelijk in die richting - dan zijn,
gelet op de grootte van de parochies rond het midden van de 12e eeuw, de eerste
vierschaarambachten vrij uitgestrekt geweest en zullen diverse nederzettingen
hebben omvat. De behoefte binnen een nederzetting aan meer zelfstandigheid op
rechterlijk gebied kan dan mede een stimulans zijn geweest voor het stichten van
nieuwe parochiekerken. Voor een locale gemeenschap is het hebben van een eigen
schepenbank zonder twijfel aantrekkelijk. Het betekent dat de rechtspleging in
zaken die tot de competentie van de ambachtsschepenen behoren, waaronder met
name waterstaatszaken, in handen is van een college dat geheel bestaat uit lieden die
ter plaatse gegoed en dus belanghebbenden zijn. Immers, volgens de keur van Floris
de Voogd behoeft een schepen weliswaar niet in een vierschaarambacht te wonen
maar hij moet er wel voor minstens 10 gemet aan land bezitten (14). Het is dan wel de
vraag of de aanwezigheid van een parochiekerk formeel ook werkelijk vereist was bij
de vorming van een nieuw vierschaarambacht. Formeel is een groot woord, maar de
feitelijke situatie in de late 12e en 13 e eeuw lijkt daar wel op te wijzen. In dit verband is
het goed om te zien dat ook de vierschaarambachten in het aangrenzenden deel van
Vlaanderen oorspronkelijk samenvielen met parochies. Dit geldt zowel voor de Vier
Ambachten (Hulst, Axel, Assenede en Boekhout) als voor de drie vierschaaram
bachten in het noorden van het Vrije van Brugge, namelijk Aardenburg, Oostburg en
IJzendijke. Van de drie laatste weten wij zeker dat zij in 1174/5 bestaan met Axel,
een van de Vier Ambachten, is dat al in 1163 het geval. Evenals de Zeeuwse
vierschaarambachten zullen ook de Vlaamse mede zijn gevormd in verband met de
waterstaatsproblematiek (15).
14