gebruikt. Hoewel het juridisch onderscheid tussen de begrippen kerk en kapel in de middeleeuwen niet altijd duidelijk is en vaak per bisdom verschilt, moet men in het geval van de oorkonde van 1189 wel concluderen dat de bisschop de nieuwe stichting niet ziet als een volledig zelfstandige dochterkerk van de Westmonster (20). Dit hangt niet samen met de functie van de kerk. De kapel van Hogelande is niet een kapel zonder eigen afgepaald parochiegebied en met slechts een gedeeltelijke zielzorg, waar men voor bijvoorbeeld dopen en begraven aangewezen is op de mo^erkerk. Wat de oorkonde vermeldt omtrent de volledige geestelijke ver zorging en de parochiegrens geeft aan dat de kapel op dit punt gelijkwaardig is aan een zelfstandige parochiekerk. Dat niettemin de term kapel wordt gebruikt houdt veeleer verband met de positie van de dienstdoende priester. Aan de kapel zal, zo blijkt uit de oorkonde, geen zelfstandige parochiepriester worden verbonden maar een vicaris, een plaatsvervanger van de persona, de met de zielzorg beklede parochie priester van de Westmonsterkerk, die in latere tijd rector wordt genoemd en door wie de priester van Hogelande ook zal worden aangesteld. Deze vicaris zal op één lijn staan met de twee reeds in de Westmonsterkerk zelf aanwezige vicarissen. Zowel de twee vicarissen en de rector van die kerk als de priester van Hogelande zullen als bezoldiging ieder een kwart ontvangen van de tevoren alleen voor de drie priesters ^van de Westmonsterparochie bestemde tienden. In dit opzicht blijft de te vormen parochie Hogelande dus behoren tot het ambtsgebied van de rector van de moederkerk. Het gebruik van het woord kapel is daarmee verklaard. Waarom voor deze rechtsverhouding is gekozen, is niet duidelijk. Misschien ontlopen de twee patronen van de Westmonsterkerk, de abdij van Middelburg en die van St. Paulus te Utrecht, op deze manier de noodzaak om als bezitters van het patronaatsrecht een onderlinge regeling te treffen ten aanzien van de uitoefening van hun gemeenschappelijke rechten bij de benoeming van de parochiepriester in Hogelande. Mogelijk ook weigeren zij als tiendbezitters een extra deel van hun tienden af te staan ten behoeve van de priester van Hogelande en blijft er geen andere mogelijkheid over dan deze priester als vicaris te laten meedelen in de tienden die te voren alleen voor de drie geestelijken van de Westmonsterkerk bestemd waren. Opvallend in de oorkonde is de summiere vaststelling van de parochiegrens. Bepaald wordt dat het deel van de Westmonsterparochie dat ten westen ligt van de Erenboudeswege tot de nieuwe parochie zal behoren. Dat hier alleen de oostgrens wordt vastgesteld is van belang. Het kan haast niets anders betekenen dan dat in 1189 de afsplitsing van de parochies Koudekerke en Biggekerke van de Westmonster parochie reeds een feit is, anders zouden ook aan de zuid- en westzijde de grenzen zijn aangewezen (21). De naam Erenboudsweg is ons uit latere bronnen niet bekend. Hoogstwaarschijnlijk is het de weg die op de kaart van de Hattinga's uit 1749/50 de oostgrens van Hogelande volgt en een zijweg is van de weg tussen Hogelande en Middelburg (zie kaart IV). De oorkonde eindigt met de bepaling dat de klokkenluider die in de kapel dienst zal doen als loon voor zijn werk - waarschijnlijk is bedoeld jaarlijks, maar dat staat er niet - van elk geniet akkerland een handvol graan zal ontvangen. Dat dit meteen bij de stichting wordt geregeld geeft het belang aan van deze functionaris. Kennelijk is het de bedoeling de kapel onmiddellijk te voorzien van een klok die de bevolking bijeen kan roepen, waarschijnlijk niet alleen voor kerkdiensten maar ook voor profane zaken, zoals bij dreigende overstroming en ander gevaar. Het illustreert de centrale plaats die de kapel in de dorpsgemeenschap moet gaan innemen. Helaas weten wij niet hoe de oorspronkelijke kapel er uit heeft gezien wat wij kennen is het 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 20