Walcheren Dit land ontstaan uit zilte vloeden Kosmische en klimatologische effekten op het zeeniveau en hun relatie tot ontstaan en voortbestaan van het eiland Walcheren W. G. BEEFTINK* Zowel de inwoners als de badgasten weten ervan. Van de onverbiddelijke wis seling van hoog en laag water in de zee rondom. De inwoners in vroeger tijden waren vertrouwd met het zich vullen en weer leegtrekken van de getijdekreken, havens en spuikommen die in het eiland staken. En nu nog leeft bij velen de herinnering aan het beurtelings overstromen en weer droogvallen van het in de laatste oorlog geïnun deerde land. De badgasten, zij wachten op de reinigende vloed om de sensatie van de branding aan den lijve te beleven. En maken burchten van zand tegen het opkomende water. Of verdedigen de strandhuisjes wanneer een storm de vloed hoog opstuwt tegen de duinen. Wat steekt er achter deze wisseling van hoog en laag water, van springtij en doodtij Hoe komen deze geweldige watermassa's in beweging en wat onderhoudt hun wetmatigheden En hoe kan het gebeuren dat de vloedstanden steeds hoger worden, zodat landschap en cultuur voor hun voortbestaan de bescherming van duin en dijk steeds nadrukkelijker nodig hebben, terwijl in lang vervlogen tijden het eiland plaatselijk zelfs zonder dijken bewoonbaar was Deze vragen komen hier aan de orde, kortom het gaat over de eigenschappen en veranderingen, kort- en langlopend, van het getij, over de betekenis die het heeft gehad voor het ontstaan en de vormgeving van het Walcherse landschap en over de toekomst van die duurzame relatie tussen getij en eiland. Het getij een kosmisch verschijnsel Al van heel oude tijden af moeten kustbewoners er van geweten hebben dat de wisseling van hoog en laag water op zee gelijke tred houdt met de maanstanden. De astronomische precisie waarmee de neolithische mensen rond 3000-1200 v. Chr. bijvoorbeeld in Engeland (Stonehenge) en aan de Bretonse en Deense kusten hun stenen monumenten wisten te bouwen, verraadt een kosmische kennis die gemak kelijk in verband met het getij kon worden gebracht. Al deze kennis is met de ondergang van die volken verloren gegaan. De oude Grieken, onze wetenschappelijke voorouders die overigens zulke voortreffelijke waarnemers van de hen omgevende natuur waren, hebben het verschijnsel van eb en vloed nauwelijks vermeld. Dat is begrijpelijk, want de Griekse wereld van de Middellandse Zee kent nauwelijks niveauverschillen die het gevolg van getijden zijn. Alleen in het noorden van de Adriatische Zee, bij Venetië en Trieste, neemt het getijverschil tot ongeveer 80 cm toe. Toen de Grieken en later de Ro meinen op hun veldtochten ook de oceaankusten bereikten, bleek hun onbe- 24 Mededeling Nr. 422 Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek, Yerseke.

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 26