kendheid met dit verschijnsel tot onaangename verrassingen te leiden Alexander de Grote aan de monding van de Indus en Julius Ceasar bij zijn oversteek naar Groot- Brittannië en zijn verblijf in de latere Nederlanden (De Bello Gallico). De ongewisse overstromingen van het lage land, landverlies en verzanding waren voor hen evenzovele bedreigingen bij de bouw van militaire steunpunten en verbindings wegen. En tegenover de inwoners van deze streken moesten zij zich de mindere erkennen in kennis van het grensgebied tussen zee en land. Het verschil tussen hoog en laag water is aan de kust van plaats tot plaats verschillend. Van enkele centimeters in de Middellandse Zee en de Oostzee kan het oplopen tot 20 m of zelfs meer. Beroemd zijn de getijden in de Baai van Fundy (Canada) die meer dan 20 m kunnen bedragen. In Europa is het Kanaal van Bristol (Groot-Brittannië) bekend, waar de getijgolf tot een verschil van gemiddeld 15 m wordt opgestuwd. Ook in de Bocht van St. Malo bij Mont St. Michel (Frankrijk), worden grote getijverschillen bereikt12 m bij springtij en ongeveer 6 m bij doodtij. Bij eb trekt het water zich daar over de vlakke zandplaten 20 km terug. De grote snelheid waarmee het bij vloed weer terugkomt, tot zo'n 7 km per uur over zwak hellende platen, heeft menige argeloze bezoeker ten dode toe verrast. Alleen krachten van hemellichamen zijn in staat deze geweldige watermassa's van de oceanen tot zulke bewegingen te brengen. De aantrekking van de massa's van maan en zon is het die het water in beweging houdt. De andere hemellichamen staan te ver af om een niet te verwaarlozen invloed te kunnen uitoefenen. Trou wens, niet alleen het water komt door de aantrekkingskracht van maan en zon in beweging. Ook de atmosfeer vertoont getijden, maar deze zijn veel geringer dan die van de oceanen, hoogstens 0,3 tot 1 mbar. En wat te denken van de aardkorst die met alles wat er op staat door deze aantrekkingskracht tweemaal daags zo'n 0,5 tot 1 m op en neer beweegtDat hadden we van de Lange Jan niet gedacht. Het is alsof de hele aarde in al haar verschijningsvormen „ademt", iedere fase waarin de materie zich aan ons voordoet op de voor haar eigen wijze. De getijbeweging in de oceanen dankt haar bestaan aan het feit dat in de Ant- arktische Oceaan, dus rondom de Zuidpool, getijgolven kunnen ronddraaien zon der door continenten te worden gehinderd. Er liggen in deze oceaan steeds twee golfruggen tegenover elkaar, gescheiden door twee golfdalen daartussen. Dit stelsel van ruggen en dalen is het resultaat van het samenspel van de rotatie van de maan om de aarde en van het aarde-maan stelsel om de zon. Telkens wanneer een getij- golf de zuidelijke Atlantische Oceaan passeert, splitst een tak zich naar het noorden af om - na interferentie met de eigen ronddraaiende getijgolf in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan - om Schotland heen via de Noordzee Nederland te bereiken (Fig. 1). Ongeveer 55 uur na het moment van de bij de getijgolf beho rende samenstand of oppositie van zon en maan bereikt zij de Walcherse kust. De getijgolf verplaatst zich dus door de Atlantische Oceaan met een snelheid van ge middeld ongeveer 500 km per uur, maar ze is door haar breedte van vele honderden kilometers op de oceaan nauwelijks merkbaar. De getijstromen zijn daar zeer zwak. In de nabijheid van de kust is dat anders. Daar moet de watermassa door nau were doorstroomprofielen heen, waarvoor zij zich een uitweg naar boven zoekt. In zee-armen en baaien spelen dan ook nog terugkaatsings- en opslingeringseffekten een rol. Sterke getijstromen kunnen de scheepvaart hinderen en zijn een gevaar voor zwemmers. Behalve van de diepte van het kustwater is kennis van de richting en de sterkte van de getijstromen een eerste vereiste. 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 27