ratuur van de aarde en het niveau van het oceaan-oppervlak zullen zich ook in de
toekomst doen gelden. In de tweede plaats geeft de centrale betekenis van het
klimaat in het algemeen en van de temperatuur in het bijzonder aan, dat ook elke
andere invloed op het wereldklimaat gevolgen voor de getijbeweging aan onze
kusten zal kunnen hebben. En daarmee komen wij bij het zgn. broeikaseffekt
terecht.
Onder het broeikas-effekt wordt de verwarming van de atmosfeer en het
aardoppervlak verstaan onder invloed van veranderingen in de chemische samen
stelling van de atmosfeer. De toenemende verbranding van fossiele brandstof
fen - kolen, olie en gas - doet het C02-gehalte van de lucht de laatste honderd jaar
exponentieel toenemen. De verwachting is, dat reeds ergens tussen de jaren 2030
en 2080 het C02-gehalte vergeleken met dat uit de vóór-industriële tijd verdubbeld
zal zijn.
Fig. 7. Jaargemiddelden van het getijverschil (A) en het hoogwaterniveau (B) hij Vlissingen over de periode
1860-1980. In de figuur zijn aangegeven de relatieve zeespiegelstijging (de rechte lijn), de schommeling
als gevolg van de nodale cyclus (sinusoidale lijn met periode van 18,6 jaar) en de jaarlijke
afwijkingen van deze lijn, grotendeels veroorzaakt door wind-effekten (Naar De Ronde, 1982).
De oorspronkelijke lage concentratie van ongeveer 0,03% C02 in de atmos
feer is het resultaat van een evenwicht in de uitwisseling van dit gas tussen water
en atmosfeer. De oplosbaarheid in het oceaanwater is erg groot. De C02-voorraad
daarin is gelijk aan die van zo'n 50 aardatmosferen. Aan de andere kant geeft
het zeewater weer C02 af aan de oceaanbodem, door de chemische neerslag van
kalk en via de afgezette kalkskeletten van planten en dieren (bijvoorbeeld koraal
riffen).
Als wij nu door verbranding van fossiele brandstoffen de C02-concentratie in
de lucht laten stijgen, zal er meer C02 in de oceanen worden opgelost dan er uit
ontsnapt. Het nare is alleen dat ditzo langzaam gaat. Maar als wij tenslotte alle fossiele
brandstoffen hebben verbruikt, zal op de lange duur ook al het daardoor gepro
duceerde C02 in de oceanen verdwijnen en in de vorm van het nagenoeg on
oplosbare carbonaat op de bodem terecht komen. Echter, voordat de atmosfeer
weer op haar oorspronkelijke C02-concentratie terug is, zullen wel vele eeuwen
verstreken zijn.
33