de schattingen van de verwachte stijging van het zeeniveau (nog) vrij sterk uiteen lopen. Een schatting door onze landgenoot Van der Veen lijkt vooralsnog één van de meest reële. Hij komt tot een stijging tot het jaar 2085, dus over een eeuw, van ca. 30-70 cm in totaal en daarna wellicht nog van enkele meters over een periode van enige eeuwen. Veel zal afhangen tot welke maatregelen de overheden in de westerse, oost-europese en moderne aziatische landen zullen besluiten om de luchtvervuiling integraal terug te dringen. Bij alle traagheid die in dit opzicht thans nog aan de dag wordt gelegd, dient men wel te bedenken dat de meeste soorten luchtverontreiniging zeer lang zullen doorwerken. De CFK's, bijvoorbeeld, hebben een levensduur tot honderd jaar. Het is mogelijk dat - evenals bij de op warming van de aarde - dit proces van zeespiegelstijging stapsgewijs zal verlopen. Perioden van relatief snelle stijging kunnen dan worden afgewisseld door jaren van geringere stijging. Het getij als vormgever van het Walcherse landschap Zolang er oceanen op aarde zijn, zolang is de getijbeweging er. Naarmate de getij- golf de ondiepe kustzeeën en riviermonden nadert, krijgt zij steeds duidelijker twee componentennaast de vertikale fluktuatie ook de horizontale, de getijstromen. In de ondiepe wateren zorgen deze twee soorten bewegingen, tezamen met de wind, er voor dat zand en slib kunnen worden getransporteerd. Geen wonder dat het getij van de oceanen het doorslaggevende fysische sorteringsmechanisme is, waar mee in het kustgebied - tezamen met de vegetatie - zand- en slibpatronen worden afgezet en zodoende een grote variatie in het milieu wordt geschapen. Afhankelijk van het patroon van de getijstromen en de sterkte van de golfslag door de wind schuurt het water geulen uit, werpt zandbanken op, en sedimenteert tot stormvloedhoogte in uiteenlopende verhoudingen zand- en slibdeeltjes tot geïsoleerde opwassen of als aanwas tegen reeds bestaand land. Verplaatsing van eb- en vloedscharen verhoogt de dynamiek van het geheel, zodat plaatselijk en in de tijd afwisselend sedimentatie en erosie optreedt. Zandafzettingen komen na droog vallen, nu door de wind, opnieuw in beweging en worden met behulp van planten tot duinformaties omgevormd. Dieren en planten zijn voor wel haast iedere vorm en intensiteit van de milieudynamiek in het kustgebied voorhanden, zowel steeds onder water, of steeds er boven, als in de eigenlijke getijzone. Het Nederlandse kustgebied heeft een lange historie. Laten we als startpunt de situatie van ongeveer 5000 jaar geleden nemen. Er was toen blijkens het onder zoek van geologen een open kust met een vrij groot getijverschil. De relatieve zeespiegelstijging was toen al van ca. 2 m tot ca. 50 cm per eeuw afgenomen en het zeeniveau ongeveer 5 m lager dan thans. Van die tijd af ging de kust zich sluiten door de vorming van een serie strandwallen vóór de kust. Aangenomen wordt dat het getijverschil, daarmee gelijke tred houdend, geleidelijk afnam, en wellicht de oorzaak van deze kustsluiting is geweest. Omstreeks de Romeinse tijd bestond de streek van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden uit een uitgestrekt veengebied achter een gesloten kust. Een uitzondering vormde het mondingsgebied van Waal, Maas en Schelde, dat in de omgeving van de Oosterschelde moet hebben gelegen (havenfaciliteiten met een Nehalenniatempel). 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 37