In die tijd wordt ook de invloed van de mens als landschapsvormende faktor herkenbaar. Het is boeiend te zien hoe de mensen aansloten bij het natuurlijke, door het getij opgeworpen bodemreliëf en de verschillende elementen daaruit gebruikten als model om het landschap voor bewoning, voedselproduktie en com mercie aan te passen (Tabel 2). Tabel 2. Civieltechnische toepassingen van natuurlijke landschapselementen in het kustgebied Type Natuurlijke elementen Civieltechnische toepassingen VERHOGING heuvel drempel VERLAGING laagte AFWISSELEND nu en dan AFWISSELEND hier en daar verondieping, zandbank, opwas in getijdewater zandribbels, zandrug, strandwal, duinrij, strandhaak, landtong, oeverwal van kreken en rivierlopen, rivierduin kom in het schor, poel, meer, stroom gebied van een kreek en rivier, windkuil in het duin getijdekreek, waterloop, afwateringsgeul, duinvallei periodieke afwisseling van hoog en laag water sortering van materialen in het sedimentatieproces door water en wind, kwelverschijnselen (holle)stelle, vliedberg, kasteelberg, terp dijk, (stuw)dam, (stormvloed)kering, paalhoofd, pier, golfbreker, havenhoofd, havendam hollestelle, drinkpoel, haven, spuikom, sluiskom, dok, weel, wiel voor, greppel, sloot, gracht, watergang, kanaal, (riool)afvoergoot getij/schutsluis, sluisdeur, dok, spuikom, getijmolen, dijkdoorbraak onttrekking door bedijking van land aan getijde- en zoute invloed, drainage door inzijging in greppels, enz. Deze cultuur- en civieltechnische toepassingen zijn hoofdzakelijk verrijkend voor het Walcherse landschap geweest. Overbeweiding van de duinen heeft lokaal tot zandverstuivingen geleid, zodat een binnenwaartse verplaatsing van het duin gebied globaal gelijke tred met het opdringen van de zee kon houden. Afdamming van de kreken en bedijking van het oude land voorkwamen weliswaar overstroming door hoge vloeden, maar belemmerden tevens een aan de nieuwe situatie aange paste afwatering. De bouw van sluizen die voor hun werking op het getij waren aangewezen en een gebrekkige waterstaatstechnische coördinatie hadden tot gevolg dat de lage poelgebieden tot aan het begin van deze eeuw 's winters en een deel van de zomer onder water stonden en meestal drassig bleven. Dit brakke milieu was een uitstekend broedgebied voor de leverbotziekte onder het vee en de malaria tertiana onder de mensen (Zeeuwse koortsen). De Middeleeuwse moernering versterkte het toch al moerassig karakter van het lage midden van het eiland. Aan de andere kant leverden de hollebollige wei landen die na deze brandstof- en zoutwinning achter bleven, tenslotte een fraai „bocage"-landschap op met een schat van gevarieerde milieutypen die daarvóór zich op Walcheren waarschijnlijk slechts ten dele hadden kunnen ontwikkelen. Het op deze wijze opgebouwde patroon van grondsoort en bodemreliëf is dus de basis voor de „aankleding" van het landschap geweest. Het is het overal weerkerende spel van occupatie door ontginning en ontsluiting van het landelijk gebied door de eeuwen heen, met terzijdelating van die gedeelten die (nog) on- ontginbaar waren, oninteressant werden gevonden of gewoon aan de direkte oc- cupatiedruk ontsnapten. Het getij speelde daarbij een indirekte rolde zoute 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 39