Oudenburg en Aardenburg, gelijktijdig of opeenvolgend
Het opgravingsmateriaal van zowel Aardenburg als Oudenburg is nog niet grondig
bestudeerd. Het is van veel belang de gegevens van beide belangrijke opgravingen op
overeenkomsten en verschillen kritisch door te nemen. Door Mertens en de schrijver
van dit artikel is wel eens verondersteld dat het stenen castellum Oudenburg de
opvolger van het omstreeks 275 verlaten castellum Aardenburg zou zijn. Dat
Oudenburg tot in de 4e eeuw als vesting nog een functie vervulde in de Litus Sax-
onicum, is blijkens de datering van talloze vondsten, vooral munten, aardewerk en
sieraden, wel zeker. Het lijkt echter nog helemaal niet uitgesloten dat de castella van
Oudenburg en Aardenburg omstreeks 160-170 na Christus min of meer gelijktijdig
zijn ontstaan en dat zij niet eikaars opvolger zijn. Een probleem vormen in het
„castellum Aardenburg" de ronde torens die op het vasteland in de 2de eeuw wél in
stedelijke ommuringen blijken te zijn toegepast, maar niet in castella. Een castellum
te Aardenburg, kort na 160-170 na Christus gebouwd op een plaats waar voordien tot
in de wijde omtrek nauwelijks bewoning of andere menselijke activiteit aanwezig
was, lijkt vooralsnog plausibeler dan een uit het „niets" verrezen, met hoge
vestingmuren omgeven stad Of is Aardenburg in het begin een tijdlang de residentie
en militaire basis geweest van een actief veldheer, waarbij we zouden kunnen denken
aan Didius Julianus die als stadhouder van Belgica onder andere in 174 strijd heeft
moeten voeren tegen Chaukische aanvallen van over zee. Voor het bouwen van de
Rodanburg zijn volgens onze berekeningen zo'n40.000 kubieke meter natuursteen
over grote afstand (Doornik-Aardenburg) aangevoerd. Dat zal een enorme onder
neming zijn geweest waaraan veel organisatie, mankracht, materiaal en vooral macht
en geld ten grondslag moeten hebben gelegen.
De vroegmiddeleeuwse circulaire versterkingen
De uit de 9de-10de eeuw daterende ronde burgen in Zeeland werden alle aangelegd
op een hoog opgeslibd schor of op een kreekrug/oeverwal, zoals geldt voor het 6 km
noordoostelijk van Aardenburg verrezen Oostburg (in het midden van de 10de eeuw
vermeld als „Castrum Osburch") en voor het op Walcheren gelegen Souburg
(Sutburg=Zuidburg) en Middelburg (Middenburg). Het ten zuiden van de oude
Scheldemonding, aan de noordwest-kust van Walcheren gelegen, nog wat hy
pothetische fort Domburg (Duinenburg mist oppervlakkig gezien het defensieve
voordeel van een ligging in een door kreken doorsneden, moeilijk toegankelijk
gebied. Denken we een 2 meter dikke laag duinzand die vanaf circa 1000 tot in vrij
recente tijd landinwaarts is gestoven geheel weg, dan ligt het ringwalfort te Domburg
eveneens op schorgrond, honderden meters verwijderd van de binnenduinrand van
eeuwen geleden. Door verstoven duinzand heeft ook een vervaging van het reliëf
plaatsgevonden aan de noordelijke zijde van het burgterrein te Burgh op Schouwen,
zoals in 1977 tijdens een kleine noodopgraving kon worden vastgesteld.
Het Vlaamse Veurne en het Noordfranse Brokburg (Broekburg, burg in
drassig land) zijn overeenkomstig de Zeeuwse burgen gesitueerd. Toch zijn er ook
buiten de lage kuststrook „littekens" van ronde burgen in het stratenplan van
bepaalde stadskernen terug te vinden, bijvoorbeeld te Gent en Aalst in Oost-
Vlaanderen. Ten overvloede merken we op dat de twee burgplaatsen van Romeinse
oorsprong, Oudenburg en Aardenburg, op de overgang van Pleistoceen dekzand
46