naar lager „voorland" zijn gebouwd. Vooral economische factoren, zoals de ligging
aan een handelsroute of aan een goede waterweg, zijn van doorslaggevende
betekenis geweestzij bepaalden of een aanvankelijk als versterking aangelegde
plaats annex de bewoning later is uitgegroeid tot een stedelijke agglomeratie met een
bestuurlijke en administratieve functie.
Castella recens facta
Een historisch gegeven dat van veel belang is voor een poging de primaire aanleg van
de ringwalforten nader te dateren, levert ons een tekst uit de Miracula Sancti Bertini
Sithiensia met betrekking tot de plaats die nu Sint Omaars heet (Sithiu is de oude
benaming voor Sint Omaars in noordwest-Frankrijk). In de tussen 892 en 900
samengestelde Miracula verhaalt een kroniekschrijver hoe een pas aangelegde
versterking te Sint Omaars in april 891 door Noormannen werd aangevallen „Een
Deens leger was vanuit Noyon naar de kuststreek opgerukt om er de hand te leggen
op de daar pas aangelegde versterkingen (castella recens facta) en als de bewoners
zich niet overgaven, ze te doden". Het ziet er naar uit dat de grote, ronde
versterkingen in de eerste plaats deel hebben uitgemaakt van een verdedigings
gordel langs de kust die gericht was tegen de rovende en moordende Noormannen.
Daarnaast zullen deze verdedigingswerken hebben gediend als basis van eigen
macht. In Vlaanderen berustte die macht toentertijd bij graaf Boudewijn II (879-
918). Deze graaf had geen bemoeienis met Zeeland. Onder wiens gezag de burgen in
Zeeland zijn aangelegd is dan ook niet duidelijk. De Miracula Sancti Bertini
vermelden dat de burg bij Sint Omaars door de gemeenschap der inwoners (comitatu
incolarum) tot stand was gekomen, waarbij we de vraag kunnen stellen op eigen
initiatief of op bevel van hogerhand Vergelijkbaar is de situatie in Zuid-Engeland,
waar koning Alfred de Grote (871-899) in de strijd tegen de Denen het leger
herorganiseerde en „burhs" deed inrichten bij de toegangswegen tot zijn gebied.
Deze burhs of burgen waren aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. Waar
nog muren van Romeinse oorsprong restten, werden deze hersteld. Op andere
plaatsen maakte men geheel nieuwe wallen en staketsels. Het aanleggen en
onderhouden van deze versterkingen was een verplichting van de inwoners en
omwonenden. Overigensdoor toekenning van stadsrechten werden veel burhs
later tot borough.
Archeologisch onderzoek in de vroegmiddeleeuwse burgen
Van alle burgen in het Zeeuwse en Vlaamse kustgebied is de burg in het centrum van
het dorp Souburg tot nu toe het uitvoerigst onderzocht. In 19 39 werd er al door Braat
van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden voor het eerst een proefopgraving
verricht, gevolgd door onderzoekingen in Middelburg en Burgh. In Vlaanderen
deed vooral De Meulemeester van de Nationale Dienst voor Opgravingen te Brus
sel belangrijk archeologisch onderzoek onder andere binnen de burg van Veurne.
Op 17 maart 1969 begon in Souburg een nieuw onderzoek. Het was een noodop-
graving van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek die behou
dens enkele onderbrekingen tot 1972 zou duren; de leiding van het onderzoek
berustte bij de schrijver van dit artikel. Er bestonden plannen op het archeologisch
47