zonder uitbouwsels doen, maar met vóór je die zee, die vele dicht onder de kust passerende schepen, had je die ook niet nodig. Het was altijd weer een machtig gezicht de bovenbouw van een schip voor de Nolle te zien verschijnen en het dan even later in zijn volle lengte aan je voorbij te zien glijden. Iedere logé uit overig Nederland stond er zo van versteld dat ook wij er ontzag voor begonnen te krijgen. Staketwerk Boulevard Bankert had geen paalhoofden. Hij was op de normale wijze bestraat, aan de rand van de glooiing had je een kleine strook gras en daarna was de glooiing volgezet met staketwerk dikke verweerde palen, de staanders door dwarsbalken met zware bouten aan elkaar verbonden, daalden af naar de zee, de tussenruimten volgezet met grote blokken basalt. Tussen de ruimten was het heerlijk spelen, je vond er van alleshet normale spul dat je bij iedere hoogwaterlijn vindt - de tijd van plastic moest nog komen - maar ook glazen bollen van vissersnetten, stukken kabel, schelpen, wieren, haaieeieren, krabben, noem maar op. Ik ben nog eens jankend thuisgekomen met aan mijn vinger een volgroeide „ooftjek" (Noordzee- krab), die maar met moeite tot loslaten was te bewegen. Een aangespoelde bruinvis, die ik met ontzettend veel gesjor tussen staketsels vandaan naar de voortuin had gesleept, werd door mijn moeder verontwaardigd afgewezen. Een vriendje had me verteld dat als je zo'n beest uitkookte er een pracht skelet overbleef. Moeder had echter geen belangstelling voor dit soort verzamelwaanzin. De beveiliging van Boulevard Bankert met staketiverk. De foto is van rond 1900 en dus voor mijn tijd. Bruinvissen waren in die dagen een bijna dagelijks verschijnsel in het Schelde- water. In mijn herinnering was het natuurlijk altijd mooi weer en in gedachten zie ik dan in de schitterstreep van de zon groepjes van deze dieren dartelen. Een enkele keer zag je ook wel eens een afgedwaalde zeehond, maar als je die goed wilde zien, 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 60