rampen en „studeerde" ijverig met het „aap-noot-mies-plankje", dat ik van mijn vader had gekregen, zodat ik al aardig overweg kon met „grote-lettergrepen- boekjes" als „Het huisje in de Sneeuw" van W. G. van de Hulst e.d. Bij het speelgoed dat tot 1945 bewaard was gebleven, behoorde een houten wagentje waarop ik in die dagen met grote letters „Dames Koepee" had geschreven. De school viel een beetje tegen. Ik had waarschijnlijk van het groot zijn een totale transformatie verwacht, maar die bleef uit. Juffrouw Verhagen van de eerste klas tekende met kleurkrijtjes een appel op het bord, tekende er toen nog een naast, zei dat er nu twee appels waren en dat daarom één en één twee was. Dat leek mij een logische oplossing, niet iets om lang bij stil te staan. Het verhaal van Adam en Eva kende ik al van het voorlezen thuis uit de Kinderbijbel, maar ik begreep wel dat je met vruchten moest uitkijken en die notarisappels en bellefleurs maar beter kon laten liggen. Je kon er mee rekenen en mee zondevallen en dat werd me te link. Tot vandaag taal ik dus niet naar fruit. Juffrouw Verhagen was een schat van een mens, geheel post-Victoriaans ge kleed in een beige rok, die over haar hoge bottines hing en een witte zijden blouse, tot onder de kin gesloten. Onder die blouse hing een gouden horloge aan een gouden ketting, dat ze heel behendig naar binnen kon laten zakken of tevoorschijn halen. Tact had Juffrouw Verhagen echter niet en dat was een euvel, waaraan meer van haar collega's leden. De bevolking van de school was zeer gemêleerd, maar als ik me goed herinner toch voornamelijk afkomstig uit eenvoudige, soms zelfs zeer arme gezinnen. Wat die kinderen aan hadden, was vaak het enige goed dat zij bezaten en schoolverzuim werd soms verklaard door het feit dat ze die dag niets hadden om aan te trekken. Dat hier een sociaal probleem achter stak voelde ik instinctief mis schien wel aan, maar ik lag er niet wakker van. Er waren mensen, die weinig had den en er waren mensen die wat meer hadden. Zo zat de stad blijkbaar in elkaar. Sociale zaken Moeder zag het wel. Die ging met een pak kleren naar juffrouw Verhagen en zei u weet wel wie het nodig heeft, zorgt u maar dat het op een goede plek komt. Maar dan kon het gebeuren dat juffrouw Verhagen voor de klas tegen Mient je zeista eens op en laat de klas eens zien wat voor mooie jurk jij van Hannie's (m'n zusje) moeder hebt gekregenDat was de tegenkant van de barmhartigheid. Hannie had toen al voldoende sociaal besef om het gevoel te krijgen „alsof ik door de grond ging" en maakte stampij bij moeder, die deze vertoning natuurlijk allerminst had bedoeld. Bij een ander zusje, Tera, zaten twee meisjes in de klas, een beetje verkleumd, snotterig, bedeesd, altijd in hetzelfde jurkje met niks eronder door gebrek aan stof de armste kinderen van de klas. Als een ander kind overgaf - en dat kwam nogal eens voor, misschien ook een gevolg van armoede - stonden zij zwijgend op, haalden een groot zuurt jesblik van van Melle met zand, een dweil en een emmer water en ruimden de boel op. Er hoefde niets te worden gezegd, zij kenden hun plaats en hun taak en gingen zwijgend weer zitten. Al hadden confessionelen wel een paar pretenties waar te maken, dit is geen vertoog tegen de christelijke school. In de eerste plaats niet omdat dit soort discriminatie op alle volksscholen voorkwam, in de tweede plaats niet omdat ik er weinig voor voel het verleden te be- of ver-oordelen met de inzichten van het heden, in de derde plaats niet omdat ik Maarten 'tHart niet in zijn 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 66