standen, bijvoorbeeld voor Christenen die alleen met Kerstmis en Oudjaar in de kerk komen, zoals mijn vader gromde. Wij waren belijdende Christenen en moesten dus naar de Christelijke School in de Wagenaarstraat, zoals moeder ook bij voorkeur haar inkopen moest doen bij Protestantse middenstanders. Voor de vaste inkopen, slager, bakker, kruidenier, wisselden we zelfs per maand, dan waren de gunsten gelijk verdeeld. Onder de oppervlakte broeide er een hoop tegenstellingen in dat kleine plaatsje, dat toch niet veel meer dan een goeie 20.000 inwoners had. De gezeten bur gerij tegen het opkomend socialisme, de protestanten tegen de rest van de wereld, de protestanten tegen de katholieken. Het zal overal wel zo'n beetje hetzelfde zijn ge weest, maar in Vlissingen liep ik er als jochie voor het eerst tegen aan. Officieel merkte je nauwelijks iets, maar er hoefde weinig te gebeuren om te merken dat de Vlissingse gemeenschap allerminst een eenheid vormde. Toen het modehuis Bisschof plotseling zijn niet-katholieke personeel op straat zette, had de pastoor het meteen gedaan en riep het niet-katholieke volk schande. Met het ziekenhuis zat het natuurlijk helemaal fout.Je kon naar het Gasthuis in de Hellebardierstraat, maar dat was neutraal en eigenlijk meer een polikliniek, al bestond dat woord toen nog niet. Had je wat ergers, dan moest je naar de nonnetjes in de van Dishoekstraat, naar het St. Josefziekenhuis. Je werd daar wel liefderijk verpleegd, maar bij die verloofdes van Onze Lieve Heer - ze droegen notabene een verlovingsring - moest je toch wel voortdurend op je hoede zijn om niet ongemerkt bij de pauselijke gelederen te wor den ingelijfd. Er werd dus zeer geijverd voor een Protestants ziekenhuis. Maar men kreeg het geld niet bij elkaar, hoewel wij als kinderen fanatiek huis aan huis „steentjes" voor de bouw hadden verkocht. Diverse vellen baksteentjes heb ik verzilverd, maar het was niet genoeg. Er ging dan ook een zucht van verlichting door een deel van de stad toen dank zij een vorstelijke gift van mevrouw Blum uit Oostkapeüe aan de Kerkhoflaan een Protestants-christelijk ziekenhuis kon worden gebouwd. Het kerkhof daartegenover was wel niet zo bemoedigend, maar toch altijd beter dan dat gedoe met kruisjes slaan, oliesels en al die andere rituelen, die wij, gewend aan de kale entourage van de St. Jacobskerk (dat „sint" was er merk waardigerwijze toch altijd aan blijven hangen) en de Nieuwe Kerk, stiekum beloerden van achter de deur van de vlakbij school gelegen Roomse Kerk. De mensen die daar tussen die kaarsen scharrelden en voor dat altaar knielden zagen er wel onschuldig uit maar ze hadden toch maar onze Jan de Bakker op de brandstapel gezet. De meester had het zelf verteld Dat wij ook geen heiligen waren geweest (Gorkumse martelarenwerd met geen woord vermeld. Protestanten en ka tholieken hadden nu eenmaal hun eigen geschiedschrijving. Met de geur van wierook in onze neus dropen we dan weer af naar school, imiteerden in onze gesprekken Gregoriaanse melodiën en vonden onszelf bijzonder flink. Die school was echt niet onaardig. In de eerste klas kregen we juffrouw Verhagen, al genoemd, in de tweede juffrouw van As, die haren en pukkels op de verkeerde plaatsen had, als een spichtige rat tussen de banken doorschoot en vreselijk uit haar mond stonk in de derde meneer van Soelen, die ik niet lang heb meegemaakt, want ik mocht gelukkig doorschuiven naar de vierde, waar meneer Schmidt prachtig kon vertellen over de Onoverwinlijke vloot van Medina Sidonia en de handige Zeeuwen die er met hun wendbare scheepjes tussendoor schoten in de vijfde de opvliegende, onberekenbare Meerholz, die in plotselinge drift ontzettende klappen kon uitdelen - ik herinner me hoe we, verstijfd van schrik toekeken hoe hij Grietje Schroevers, die nog keurig in dracht was, met haar hersenpan een paar keer 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 68