De werf
De kaalslag in de Wagenaarstraat en naaste omgeving leverde ons jongens natuurlijk
een prachtig uitzicht op alles wat er op de werf gebeurde. Het bouwen van een grote
kraan bijvoorbeeld. Kleine mannetjes tegen een strakblauwe lucht voerden hals
brekende toeren uit op zwevende T-balken hoog in de lucht. Tsjechen waren het en
Polen fluisterden we tegen elkaar, want Hollanders kreeg je niet zo gek. En op de
hellingen verrezen eerst de roestige karkassen van wat later luxe mailboten, kruisers,
vrachtschepen en onderzeeërs zouden worden. De meeste schepen werden gebouwd
in opdracht van de Rotterdamse Lloyd, maar er waren er ook bij voor andere
rederijen en natuurlijk voor de marine. Ik heb ze, school of geen school, allemaal
vanaf de Peperdijk te water zien laten. Als de scheepjesbrug tegenover het stadhuis
werd weggevaren en in drie stukken langs de Koningsweg werd geparkeerd, als er op
de plaats van de brug een enorme rijsmat werd ingevaren en als arbeiders dagen bezig
waren de helling in te vetten met dikke lagen gelig schapenvet en voorzichtig de
steunbalken loszetten, die het schip op de helling in evenwicht hielden, dan wisten we
hoe laat het was.
Meneer van Tijen, een van de directeuren van De Schelde, die een paar huizen
van ons vandaan op Bankert woonde, had me meestal ook al ingelicht over het juiste
tijdstip en hij gaf me dan een prachtig gekleurde opengewerkte tekening van het
schip, waarop je precies kon zien, waar de machinekamer zat, waar de hutten lagen,
de salons, de eetzalen enz. Ik kon daar dagen op zitten studeren en tenslotte borg ik ze
op bij m'n verzameling „scheepskaarten" zoals we die noemden en die een tijdlang
zeer in de mode waren. Op sigarenbandjes en sinaasappelmerken waren we al gauw
uitgekeken, maar met „scheepskaarten" kon je iets moois maken. Je stuurde een
brief naar een rederij, vertelde dat je belangstelling had voor hun schepen en vroeg
om afbeeldingen daarvan. Prompt kreeg je dan een pakje met prachtige afbeeldingen
en soms plattegronden, die dan allemaal in een album gingen. Vader zorgde voor de
vertaling van de verzoekjes, de legendarische cargadoor Leendert Stofkoper, een
alleraardigste man met een onafscheidelijke bolhoed, die met de Noordzee-
boulevard helemaal was vergroeid, zorgde voor de adressen. Zijn boekje schetsen
„Op en om de Noordzeeboulevard" is nog steeds goed te lezen.
Op het juiste moment stelden we ons dan op aan de Peperdijk en wachtten tot er
plotseling een trilling door het enorme karkas ging, balken omvielen of met veel
lawaai braken en dan heel langzaam eerst, maar steeds sneller begon het schip te
glijden tot het werd gestopt door de rijsmatten, die zich soms helemaal om de romp
krulden. De sirenes loeiden en nauwelijks was het schip afgemeerd of je zag de
arbeiders al weer bezig met het schoonmaken van de helling en het aanvoeren van
materiaal voor een nieuwe kiel. Zo heb ik ze allemaal zien gaan, de Indrapoera, de
Kota Radja en de andere Kota-boten, de Sibajak, de Dempoaltijd ging het goed,
met de schepen tenminste. Met ons soms minder, want terwijl we ons stonden te
vergapen aan het evenement, hadden we niet in de gaten dat de waterverplaatsing een
enorme golf over de Peperdijk sloeg en dat betekende sliknatte voeten. Maar dat
hadden we er graag voor over. Als je dan geruime tijd later plotseling groepjes
„inlanders" in keurig witte, gesteven toetoep-pakken met batik hoofddoeken over
de boulevard zag flaneren, dan wist je dat de boot spoedig zou worden opgeleverd,
want dan had de Maatschappij haar bedienend personeel laten overkomen. Op geen
van die schepen heb ik ooit gevaren... Toen mijn tijd kwam bestonden ze niet meer,
waren vernietigd, doorverkocht of niet snel genoeg. M'n scheepskaarten verzameling
was intussen verbrand.
70