Staking De staking bij De Schelde had ik als 9-jarige natuurlijk niet zien aankomen en ik be greep er ook niet veel van. Zo'n heisa voor een loonsverhoging van één centIets duidelijker werd het mij toen vader uitlegde dat het om 1 cent per werkuur ging, wat neerkwam op ongeveer twee kwartjes per week. Aangezien ik zelf leefde in een dubbeltjes-economie van zakgeld en zendingsgeld, leek dat al iets beter. Bovendien merkte ik tot mijn verbazing dat hij niet tegen een looneis was. Directies hebben de opdracht te doen, wat zij goed achten voor hun bedrijf. Aangezien zij daarin niet sla gen zonder de medewerking van hun arbeiders, is het redelijk dat die arbeiders af en toe de krans krijgen hun mening over beleid en arbeidsvoorwaarden weer te geven. Het is jammer dat dit op een staking moest uitlopen, maar de oplossing van die staking kan wel meer duidelijkheid verschaffen. Uit dit soort opmerkingen en enkele andere gebeurtenissen is mij gebleken, dat hij heeft geprobeerd aan die oplossingen wat te doen, buiten alle bestuurders, bonden en arbeidsbemiddelaars om. Aan de andere kant van de Oprit woonde op Bankert Ds. Hartjes. Met hem is hij gaan praten (het kan ook omgekeerd zijn, dat weet ik niet maar ze kenden elkaar goed). Hartjes kende Ds. Kruyswijk, de gereformeerde predikant die aan de Badhuis weg woonde. Af en toe kwam dokter Wolters er ook bij en tenslotte voegde Ir. van Tijen zich bij het gezelschap. Ik weet dit omdat ik soms als koerier fungeerde. „Vader laat vragen of u gelegenheid hebt om vanavond even langs te komen" en moeder, die met thee sjouwde antwoordde op mijn vraag „wat doen ze toch op die studeerkamer antwoordde „die denken dat ze de Schelde weer op gang kunnen krijgen". Wat er op deze samenzweerderige bijeenkomsten is afgesproken weet ik niet, maar op een avond moest er wijn worden geschonken en ik vermoed dat ze toen iets van een compromis hadden opgesteld, waarmee van Tijen naar zijn directie en Hartjes naar de confessionele bonden kon gaan. In ieder geval werd snel daarna het vastgelopen overleg hervat en kwam er een accoord dat een einde maakte aan de staking. Ik vermoed dat de confessionele bonden onder de morele druk van de predikanten zijn bezweken. Die bonden voelden zich waarschijnlijk toch al niet zo lekker over het feit dat ze met de „rooien" onder één deken waren terecht gekomen en Hartjes of wie dan ook kon ze beloven dat de Schelde-directie dit voorstel zou aanvaarden. De belangrijkste figuur bij de „rooien" (de Metaalbond) was een zekere Van Spanning. Vader had een een gloeiende hekel aan die man. „Dat is zo'n zogenaamde vrijgestelde, een vent die zich laat betalen om arbeiders op te ruien en heibel in de bedrijven te maken". Ik herinner me hem nog goed, hoe hij, geleund tegen de stang van z'n fiets op diverse plaatsen in de stad, maar vooral bij de hoofdingang stond te posten om goed in zich op te nemen wie werkwillig was. De staking was dus ten einde en ondanks alle zorg, had zij in mijn ogen toch een bijzonder feestelijk tintje gehad. Het was een mooie zomer en het leek wel of iedereen vakantie had. Er werd gewandeld, gepicknicked, gefietst, er waren op tochten en er was kermis. Burgemeester van Woelderen had voor alle zekerheid marechaussee laten aanrukken om eventuele ongeregeldheden meteen de kop in te drukken, (blikken met 300 ME-ers, zoals onlangs tegen Arnemuidse vissers, moesten nog uitgevonden worden), maar ze waren nauwelijks nodig. Ze maakten natuurlijk indruk met hun kepi's, snorren, nestels en sabels, maar ze konden zich beperken tot het begeleiden van de werkwilligen, die een tijdlang op fluitconcerten en fietsbelge- rinkel werden onthaald, maar daar ging de aardigheid ook gauw van af. Wij jongens, 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 75