andere sprekers uit, zoals onderwijzer Hendrik Merckens of een zendeling die sprak over opiummisbruik in Indië en drankmisbruik in Nederland. Hoe groot de invloed van De Gaay Fortman was, bleek na zijn vertrek naar Amsterdam (in 1885). De afdeling wist niet eens hoe de vergaderingen moesten worden ingericht om de leden nuttig en aangenaam bezig te houden. Dat was het eerste probleem dat het bestuur zag, niet de verbetering van de positie van de werkman waar Kater zo op gehamerd had. Na het vertrek van Fortman werd het stil rond het Vlissingse Patrimonium, een stilte die soms werd verbroken door de financiële verslagen van de afdelings-zieken- en ondersteuningsfondsen. Nu waren deze jaren voor Patrimonium bijzonder moeilijk. In de Hervormde Kerk woedde een richtingenstrijd. Steeds feller werd de kritiek van A. Kuyper. Ook op Walcheren werd strijd gevoerd. De gemoederen laaiden flink op in Mid delburg waar ds. P. W. J. Klaarhamer de „doleerenden" aanvoerde, maar ook in Serooskerke ontstonden problemen. In Vlissingen viel het vergeleken met deze twee plaatsen nogal mee. Binnen de Hervormde Kerk waren Kuyper en degenen die hem volgden na de Doleantie bijzonder gehaat. Patrimonium hield zich op de vlakte. Het Verbond was een christelijk verbond, stelde Kater en hij bestreed elke „kerkistische" tendens fel. Niet ontkend kon worden dat Patrimonium betere verbindingen had met de richting van Kuyper dan met diens tegenstan ders. Dat was ook niet zo vreemd want Kuyper hield zich meer bezig met de gewone man dan in de Hervormde Kerk gebruikelijk was. Deze nauwere band had voor Patrimonium gevolgen, want een aantal hervormde dominees zag met lede ogen hoe hervormde en gereformeerde arbeiders in één verbond samenwerkten. Daarom richtte in 1890 de predikant J. Th. de Visser de Christelijk Nationale Werkmans bond (CNWB) op welke bedoeld was voor hervormde werklieden. In Utrecht kwam het tot een breuk in Patrimonium. Andere plaatsen volgden, waaronder Middelburg (1892). Daar bestond „Luctor et Emergo" voortaan vrijwel uit gere formeerden. Talma Middelburg verzuilde sneller dan Vlissingen. In Vlissingen bleven hervormd en gereformeerd broederlijk in één verband. Een hervormde predikant nam zelfs een belangrijk aandeel in de werkzaamheden van de Vlissingse afdelingA. S. Talma. Hij was in het voorjaar van 1891 van Heinenoord gekomen, maar had op 5 februari 1891 in Vlissingen al eens een lezing gehouden over „Socialisme en Christendom". Anders dan veel andere dominees had deze 27-jarige predikant een gedegen studie gemaakt van socialistische en christen-socialistische schrijvers. Hij was niet bang met socialisten in debat te gaan. Op 23 augustus, een zondagmid dag, debatteerde hij met Domela Nieuwenhuis die in een rede over „Internationaal Socialisme" allerlei niet-socialistische plannen voor de werklieden, zoals de pause lijke encycliek „Rerum Novarum", had bekritiseerd. Tenslotte nodigde hij Nieuwenhuis en de andere aanwezigen uit 's avonds naar zijn kerkdienst te komen waar hij aan de hand vanjesaja 13:12 („Ik zal maken dat een man dierbaarder zal zijn dan dicht goud en een mensch dan fijn goud van Ophir") zijn visie op de sociale kwestie uiteen zou zetten. Naar verluidt heeft hij bij die gelegenheid twee socia listen blijvend voor zich gewonnen. Vijf dagen na zijn debat met Nieuwenhuis werd Talma lid van Patrimonium. In november werd hij ook lid van de ARP, om naar 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 80