op Walcheren te bundelen door de oprichting van een ring - Walcheren, waarin
de vier Patrimonium-afdelingen gingen samenwerken. Hij werd voorzitter, Wattel
de actieve secretaris.
De ring bleek een goed idee. Nog hetzelfde jaar werd een afdeling Grijpskerke
opgericht met dertig leden. Het hadden er meer kunnen zijn wanneer andere
landbarbeiders niet zo bang waren geweest voor ontslag. In 1910 werd de afdeling-
Serooskerke opgericht. Veertig leden sloten zich aan. In 1911 volgden Westkapelle
(waar een eerdere poging in 1905 ondanks de hulp van twee dominees mislukt
was) en Gapinge. Zo had Patrimonium eind 1912 twaalf afdelingen, waarvan acht op
Walcheren. De ring was reeds bezig aan die acht Oostkapelle en Domburg toe
te voegen. Verder maakte men in 1911 propaganda met een blaadje „Kent gij
Patrimonium wel waarvan duizenden exemplaren zouden zijn verkocht, en
werd in hetzelfde jaar geijverd voor doorbetaling van christelijke feestdagen en
andere noodzakelijke verletdagen.
De Walcherse boeren begroetten de opkomst van Patrimonium bepaald niet.
„Waarom nu weer een afdeeling van Patrimonium", vroeg een „rentenierboer",
„vroeger ging het zoo goed". ,Ja", antwoordde Wattel, „vroeger ging het, en het
gaat nog zo goed met den boer, maar de arbeiders... Ze moesten eens wakker
worden en eens komen vragen om verandering van vroegere wanverhou
dingen. Dat zou misschien de beurs kosten, gauw de hand op de zak, want een
Walcherse boer staat er voor bekend, dat hij o zoo op de centen is".
Spanning
Door twee gebeurtenissen werd in 1912 de verhouding tussen Patrimonium en
de leiders in de Zeeuwse confessionele wereld zeer gespannen. Sinds 1909 was
Talma minister van sociale zaken. Hij ontwierp allerlei sociale wetten die hij
soms met moeite door het parlement loodste. Liberalen werkten hem tegen,
maar tegenstand was er ook in de eigen antirevolutionaire kring. Die werd fataal
bij een ontwerp-bakkerswet. Bij de stemming bleef een deel van de AR-kamer-
leden (waaronder het Walcherse kamerlid Blum) weg, zodat Talma het onderspit
dolf. „Walchenaar", het pseudoniem van Wattel, schreef in het weekblad „Pa
trimonium" de volgende keer onmogelijk op Blum of De Savornin Lohman (af
gevaardigde te Goes) te kunnen stemmen. De afdeling-Vlissingen nam een motie
aan om bij die verkiezingen krachtig te protesteren tegen de tegenstemmers of
wegblijvers uit confessionele kring. Slechts twee leden waren er tegen geweest,
buitengewone leden (niet-arbeiders) die in de leiding van de ARP-afdeling zaten.
In de antirevolutionaire pers („De Standaard" en „De Zeeuw") werd heftig ge
protesteerd tegen deze rebellie, de plaatselijke AR-kopstukken legden al hun ge
wicht in de schaal, „er werd ernstig gedebatteerd, maar overtuigen kon men de
arbeiders niet. Ook Patr. in Vlissingen heeft altijd de a.-r. partij en haar kandidaten
gesteund, maar... wanneer zij meent, dat met haar beginselen niet genoeg rekening
wordt gehouden, zal ze zich steeds laten hooren. Duidelijk liet men uitkomen,
dat het bedrijf gedesorganiseerd was, dat het daarom de roeping der chr. sociale
beweging is, die weer in rechte banen te leiden", schreef „Walchenaar". Uiteinde
lijk viel de commotie mee, want het volgend jaar stelde de Vlissingse ARP met
38-2 opnieuw Blum kandidaat. De oppositie van liberalen en socialisten tegen
het confessionele kabinet was zo fel, dat de confessionelen de onderlinge ruzies
even vergaten.
80