Een ander initiatief van de ring deed nog meer stof opwaaien. In het najaar
van 1912 onderzocht hij de toestand van de landarbeiders in Zeeland. Het rapport
dat op 17 december werd aangenomen en hierachter ten dele opnieuw is afge
drukt, schetste een weinig rooskleurig beeld. „Een arbeider, waarvan men kan
zeggenhij is welvarend (en die zijn er nog wel), heeft dit te danken aan bijko
mende gunstige omstandigheden, maar niet aan voldoende loon", luidde de samen
vatting van Wattel. Het dagblad „De Zeeuw" drukte het rapport in januari 1913 af.
Het bestuur der afdeling Vlissingen van het nederlands Werkliedenverbond
Patrimonium omstreeks 1908. In 't midden (in uniform) het verbondsbestuurslid
D. Dijkstra (1906-1917).
C. Smeenk, de redacteur van „Patrimonium", had lovende woorden, maar die
werden volkomen weggeblazen door de storm van kritiek in het Zeeuwse. Een
ongeletterde arbeider J. uit G. op Zuid-Beveland schreef een lange brief, waarin hij
benadrukte dat er ook weldadige boeren waren en dat veel landarbeiders toch de
betrekkelijke weelde van een fiets hadden. Hij meende dat het rapport „meer zal
leiden tot verwarring en opstand dan tot een goed einde. En socialisten kweeken
laten wij dat, als mannen van Rechts, maar over aan Troelstra en anderen". OokJ.K.
uit Kr. wees op mooie fietsen, prachtige kleren en vloerkleden in de huizen van veel
landarbeiders. Verdachtmakingen als in het rapport stonden behoorden niet thuis in
een christelijk dagblad, meende De K. uit Axel. Als je kri iek had op iemand, leerde de
Bijbel, dan moest je dat onder vier ogen met hem bes1/ reken. Wattel probeerde het
rapport zo goed mogelijk te verdedigen en gooide daardoor nog meer olie op het
vuur. Een dominee zei„als ge de godsdienstige woorden er uit [uit het rapport]
81