In het buitenland kreeg Toorop, naast meesters als Aubrey Beardsley (1872-
1898) en Gustav Klimt (1862-1918), vooral als symbolist bekendheid in Domburg
lag het accent op zijn luminisme, een nuancering van het neo-impressionisme, en op
zijn tekenkunst.
Het impressionisme, ook wel omschreven als de geboorte van het licht in de
schilderkunst, was omstreeks 1875 opgekomen. De realistische uitbeelding van een
landschap voldeed niet meer in een steeds sneller veranderende wereld. Elke
weergave was niet meer dan een momentopname en om dat moment juist weer te
geven was kleur van groot belang en zou licht het worden. De impressionisten leken
er in spontane vegen, het snel gepakte moment in een penseelstreek, naar te zoeken
de neo-impressionisten zochten het in een beheerste schildering van kleuren in
kleine, regelmatige stippen. Ging het er bij deze kleurontleding om de werking van
het licht te vangen, dan sprak men van luminisme.
In 1898 logeerde Toorop in het Domburgse Badhotel, het jaar erop ergens in
het dorp, vermoedelijk bij de Drabbes in de Weststraatzijn daarop volgende lo
geeradres was het westelijke huisje in het voormaligeHuisLaterdale, nu het restaurant
„In den Walchersen Dolphijn" tegenover de Domburgse NH-kerk. Hij zou het
van 1903 tot ongeveer 1922 jaarlijks tijdens de zomermaanden huren.
Bruisend van activiteit verzamelde hij in Domburg een grote kring om zich
heen. Otto en Adya van Rees, Cornelis Spoor, Maurice en Sarika Góth, Ferdinand
Hart Nibbrig, Jacoba van Heemskerck en Marie Tak van Poortvliet, Lucie van Dam
van Isselt, Albert Plasschaert, Lizzy Ansingh, Geert von Brucken Fock... eens,
meermalen of vaak waren zij in Domburg te vinden. Grote vrienden als Arthur van
Schendel (1874-1944) en Rik Roland Holst (1868-1938) bezochten Toorop; P. C.
Boutens kwam regelmatig, Piet Mondriaan staat als dhr. P. Mondrican en fam. 2, uit
Amsterdam, verblijf houdend in het Strandhotel, in het Badnieuws van 12 september
1908 vermeld. Vanaf ongeveer die tijd kan men van een kunstenaarskolonie gaan
spreken, maar pas in 1911 zouden de schilders gezamenlijk gaan exposeren. Toen
was de St. Lucastentoonstelling van 1910, „de triomf van Domburg'", waar
Mondriaans opzienbarende werken tussen die van zijn Zeeuwse vrienden hingen, al
achter de rug.
Piet Mondriaan (1872-1944) was in 1908 een gevestigd schilder. Begonnen in de
traditie van de Haagse School, was hij vanaf 1897 vrijer gaan schilderen, vloeiender en
schematischer, en mede door zijn belangstelling voor de theosofie ook symbolis
tisch. Hij nam in 1911 en 1912 deel aan Toorops tentoonstellingen. Op Walcheren
ontstonden schitterende series, van de kerktoren van Domburg, de vuurtoren van
Westkapelle, van duingezichten en bomen. Zijn vormen werden steeds een
voudiger, kleurcontrasten steeds scherper, maar de invloed van het luminisme was
heel duidelijk. Aanvankelijk gaf hij daar een eigen richting aan, in later tijden zou zijn
werk op zich een eigen richting gaan vormen.
Ook Jacoba van Heemskerck (1876-1923) ging een eigen weg. Zij nam lessen
aan de Haagse Academie, bij Hart Nibbrig in het Gooi en bij Carrière in Parijs. Zij
vestigde zich in Den Haag, waar ook Marie Tak van Poortvliet woonde die vanaf 1908
de zomers in haar villa in Domburg doorbracht. (Beide vrouwen logeerden daarvoor
al enkele malen, in een hotel, in Domburg). Jacoba van Heemskerck volgde haar
daarheen, kreeg de beschikking over een ateliertje in de tuin van villa Loverendale,
nam van 1911t/ml9l4eninl920 deel aan T oorops tentoonstellingen en onderging
vooral de invloed van Mondriaan. Naast het naturalisme en het luminisme ging het
91