theosofie en antroposofie, maar zij was meer bohème en aanvankelijk volledig in de
ban van het luminisme. Voor Jacoba van Heemskerck, Mondriaan en ook voor
Toorops dochter Charley (1891-1955) was het luminisme een snel voorbijgaande
fase.
Strand en dorp
„Wat ons, Domburgers, betreft", schreef de net tot directeur van de Dom-
burgsche Zeebadinrichting benoemde Paul Elout in het eerste Badnieuws van 1903,
„de meesten onzer zien liever schelpen op 't strand, en in onze duinen 't blauwgrijze
mos of de blonde helm".
Er was in de daaraan voorafgaande maanden vanaf het Strandhotel een
schelpenpad over de duinen aangelegd, zoals dat in 1899 was gebeurd van het
Badpaviljoen tot de Hoge Hil. Het strand werd daarmee toegankelijker, maar van
zonnebaden was in die tijd nog geen sprake. Men las, zat, babbelde, speelde, at,
deed een tukje op een beschutte plek, nam een bad en wandelde langs zee of door
de bossen en de duinen. Vooral de duinen waren een geliefd object van de
schilders zo af en toe kon men er een, met schildersezel en palet, tegenkomen.
Aanvankelijk was dat zeer sporadisch. De kans T oorop tegen het lijf te lopen was er
natuurlijk vaak, „Zeeuwse" schilders als Marie van der Harst, Jan Heijse en Mies
Elout-Drabbe ook, maar de werkelijke toeloop zou pas omstreeks 1907/1908
beginnen - hoewel men vóór die tijd beroemde namen als Jac. P. Thijsse (1899),
Max Weber (1903) en Cyriel Buysse (onder meer 1906) in de gastenlijsten kan
aantreffen. Men hoeft het Badnieuws uit die jaren maar open te slaan om te
ontdekken dat de bezoekers zeker niet uit één richting kwamen, maar wel veelal
een band met Toorop hadden. Het aantal badgasten steeg gestadig in die jaren.
Niet alleen het dorp paste zich vrij gemakkelijk aan het snel veranderende
badgastenpatroon aan, ook het strand onderging een geleidelijke gedaantever
wisseling. Een tekening van Toorop uit 1905 laat een relatief vol strand zien een
paar houten strandtenten, waaronder de melktent van Leintje Pijl en de vruch-
Marie Tak van Poortvliet (1891-1936)
Jacoba van Heemskerck (1876-1923).
93