langs de wegen. In ieder geval zien we op de oudste afbeelding van Walcheren, de Zelan-
diae Descriptio uit 1550, dat bij Veere. Ter Hooge en Westhove de landerijen rijk om
zoomd zijn met beplanting. De tuin van Westhove vertoont op deze afbeelding al enige
stijlkenmerken. Een rechthoekig geheel, ommuurd of met een haag omgeven en in het
midden een fontein: kenmerken van de zogenaamde Hollandse Renaissancetuin. De ove
rige tuinen afgebeeld op de Zelandiae Descriptio hadden waarschijnlijk het karakter van
een middeleeuwse tuin, waar het nut (moestuin, geneeskruiden) centraal stond.
Toen aan het einde van de zestiende eeuw de handel begon op te leven, werd het bui
ten wonen mode, vooral onder rijke kooplieden. Een reeks van lusthoven en buitenplaat
sen werd op Walcheren aangelegd (Bosch, 1984). Zo ontstond in het gebied tussen Dom
burg, Oostkapelle en Vrouwenpolder een aaneenschakeling van lusthoven. Een andere
concentratie ontwikkelde zich aan weerszijden van de weg van Middelburg naar Vlissin-
gen. Halverwege de 18e eeuw kwamen op Walcheren meer dan 100 grotere buiten
plaatsen en lusthoven voor en op de kaart van de gebroeders Hattinga uit 1750 vallen de
dorpen bij deze rijkdom in het niet. De buitenplaatsen werden aangelegd volgens de zo
genaamde barokke tuinaanleg, waarin de symmetrie en de menselijke maat (gulden sne-
De buitenplaats Overduin in de achttiende eeuw
voorbeeld van een formele parkaanleg in Barok-stijl
(Rijksarchief in Zeeland, Middelburg, Zelandia lllustrata, II, 838
de) centraal stonden. Wegen en paden waren volstrekt rechtlijnig en kruisten elkaar onder
hoeken van 90°, 60° of 45° als vertolking van de ideale natuur zoals de Schepper die be
doeld zou hebben. De planten waren gerangschikt in "parterres" en "piatebandes". Parter
res zijn rijk geornamenteerde vlakvormige bloemperken, met een vaak zeer kleurrijk ui
terlijk. De piatebandes (bloemranden) bestonden uit lange smalle stroken grond langs la
nen en aan de voet van hagen. Deze bloemperken en -randen werden intensief onderhou-
10