nu vind ik het jammer dat juffrouw Mulder niet wat meer naar de diepte is doorgestoken. We hadden een hele hoop gepromoveerde leraren op school, maar op hun kwaliteiten tot kennisoverdracht werd niet gelet. De rector had eens wat vaker de school moeten in lopen, niet om te kijken of wij ons koest hielden, maar om te kijken wat zijn leraren uit spookten. Dat paste echter kennelijk niet in het systeem, leraren waren er om te zorgen dat wij een bepaalde hoeveelheid kennis verzamelden. Hoe ze dat deden moesten ze zelf maar zien. De resultaten bleken wel uit de rapportcijfers en de keren, dat we de klas wer den uitgestuurd. In de lagere afdeling kwam Stutterheim echter nooit. In de hogere heb ik hem maar één keer bij ons gezien. Hij kwam binnen met de opmerking dat hij graag eens een les wilde bijwonen, zat doodstil achter in de klas tot de les was afgelopen, zei toen "zeer interessant, meneer Wiltink" en verdween, ons verbaasd achterlatend met de vraag waar die vertoning goed voor was geweest, want we konden ons niet voorstellen dat hij zich opeens voor passaatwinden was gaan interesseren. Toen Fortgens in 1935 als conrector aantrad, vond hij een school die dank zij Stutter- heims paternalistisch regime als leerinstituut uitstekend mocht heten (Fortgens: Gedenk boek 1965) en zo was het ook. 'Non vitae, sed scholae discimus' leek het devies te zijn - we leren niet voor het leven, maar voor de school. Op de achtergrond hoorde Fortgens echter al wat kritische geluiden: "het lerarencorps bestaat, op twee na, uit ongehuwden of kinderlozen. Deze mensen hebben geen gevoel voor het kind en laten alleen de cijfers gel den". Nou vind ik dat gevoel voor het kind nog tot daar aan toe, want je bent op zo'n school om wat te leren en je hoeft niet te zuinig met ze om te springen. Gevoel voor de stof lijkt me belangrijker. De meeste leraren hadden hun stof veel interessanter kunnen brengen, veel aantrekkelijker en begrijpelijker kunnen maken en daardoor veel makkelij ker om te leren. We lazen Tacitus. Ik had het preparaat. De Helvetii waren Gallië binnengevallen en er moest een of ander legioen heen worden gestuurd om ze die kunstjes af te leren. Ik ver taalde die zinnen en opeens onderbreekt Stutterheim me met de opmerking "je hebt zeker wel in de gaten dat je hier staat aan het begin van de Frans-Duitse tegenstellingen!" Ik wou wat zeggen, maar kreeg niet eens de kans, want Stutterheim vervolgde meteen "nee. ga maar verder, we doen hier niet aan politiek".(Op de achtergrond speelde het ontstaan van Hitler-Duitsland). Ik wou echter helemaal niet aan politiek doen, ik zag opeens lijnen in de geschiedenis lopen! Je las die teksten in de volkomen verbrokkelde vormen van re- petaat en preparaat. Repetaat was het stuk dat we de vorige keer hadden behandeld en dat je nu vlekkeloos moest kunnen reproduceren, preparaat was het stuk volgend op het repe taat, datje thuis prepareerde. Het trieste gevolg van deze methode was, datje al gauw niet meer wist, wat er in het voorafgaande was gebeurd. We lazen de Kritoon van Plato. Socrates is ter dood veroordeeld en zijn vrienden ver zamelen zich in zijn cel. Ze hebben alles geregeld om Socrates te laten ontvluchten. So crates weigert echter. Hij acht zich ten onrechte veroordeeld maar wil zich niet verzetten tegen de beslissingen van het wettig gezag. Hij drinkt de gifbeker dus leeg en vraagt zijn vrienden nog aan Asklepios een haan te offeren. Over het morele probleem dat hier wordt gesteld is met geen woord gesproken. We deden het boekje dicht en gingen verder met een andere dialoog. Plato en Socrates waren teksten, die grammaticaal zorgvuldig moes ten worden ontleed, maar verder geen inhoud hadden. En dat terwijl om ons heen de voor boden van naderend onheil zich manifesteerden. De 'Machtsübernahme' had reeds plaats gevonden, de 'nacht van de lange messen' ook. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 31