Liefde en het Jaagpad
den geroepen en vijfjaar lang zouden moeten proberen die confrontatie te overleven.
Boumans woorden waren echter ook niet meer dan een incident. We volgden natuur
lijk het nieuws in de krant en via de radio, die behalve uit Hilversum met Vaz Dias ook uit
onwijze plaatsen als Droitwich. Daventry en Beromunster tot ons kwam. De ware ernst
van het nieuws drong niet tot ons door.
We werden teveel in beslag genomen door ons huiswerk, door het ontwerpen van wa
terdichte spieksystemen, door onze onnozele verliefdheden en door onze hobbies, waarbij
schaken en hockeyen een belangrijke plaats innamen....
Onze verliefdheden waren natuurlijk uitermate geheim en geheimzinnig. Voorgelicht
wasje niet, maar de geest had je wel. Je fietste soms het hele eiland rond om voor het eten
het meisje van je keuze alleen maar tegen te komen en met een quasi onverschillig "hoi"
te groeten; je maakte afspraken op de meest onmogelijke plaatsen en bij aankomst bleek
er dan een ander stel te zitten. Tegenwoordig kun je je op straat niet meer vertonen als je
geen 'fijne relatie' hebt 'opgebouwd'. Toen mocht je aan zulke dingen pas denken als je
een vaste baan had en een gezin kon onderhouden en dus beslist niet als je nog op school
zat; dat werd als onzedelijk beschouwd en de repressieve controle was enorm. Hoe ze er
achter kwamen wist je nooit, maar onvermijdelijk kwam de opmerking; je bent de laatste
tijd nogal eens gezien met dat meisje X; wil je wel bedenken datje niet naar school bent
gestuurd om dat kind fietsen te leren.
Het meest 'hoofs' werd er gevreeën in de grote groep fietsers die zich zes maal per
week 's morgens om half negen langs het Kanaal richting Middelburg spoedde. Steevast
vormden zich daar stelletjes en minstens twee maal per jaar had je dan een ongelukkig
koppel dat elkaar te lief aankeek, met de sturen in elkaar raakte, nog een seconde de tijd
kreeg om zich in het onvermijdelijke te schikken en dan hals over kop van de steile hel
ling het Kanaal in dook, waar het meteen diep was. Als ze proestend, jankend of schel
dend weer boven kwamen, had zich al een ontvangstcomité gevormd, dat met aan mede
plichtigheid grenzende belangstelling toekeek hoe ze weer een duik moesten nemen om
de fietsen en de tassen op te halen. Een bemoedigend toeroepen als "zijn jullie nou al
moe?" of "je hebt zeker het eerste uur proefwerk" hielpen de bibberende kinderen hun el
lende te verbijten en met een collectie doorgelopen schriften en dichtgeplakte boeken
troost en schoon goed bij hun moeder te gaan zoeken.
Helmer Siegers hebben we bijna laten verdrinken. Z'n duik in het Kanaal hadden we
van enige afstand bewonderd, maar toen we ter plekke waren, was hij nog niet boven.
"Hij zoekt kennelijk nog naar z'n spiekbriefjes" was ons commentaar, maar op dat mo
ment verscheen er even een gezicht dat met een afgrijslijke brul "help" riep en toen weer
verdween. Dit was kennelijk afwijkend gedrag en we hebben hem dus maar geholpen. De
sukkel had kans gezien om tijdens de afdaling naar het Kanaal z'n broek tussen de ketting
van z'n fiets te wurmen. De fiets lag plat op de bodem en hij kon daarom niet omhoog.
Fietsen hadden in die dagen wel zgn. kettingkasten, maar die waren van gelakt linnen
met veters en hielden het meestal niet langer dan een paar weken uit. Bij de fietsenmaker
kon je clips kopen om je broekspijpen van onderen bij elkaar te knijpen, maai'ja...
Sportiever werd het als bij de Keersluis de tram je inhaalde. In die tram zaten meestal
ook wel een paar niet-fietsende vriendinnen en dan was het de kunstje wielrennerstalen-
31