we toch niet durfden te kapitaliseren. Een leraar heeft me later eens verteld, dat als je naar Stutterheims mening een leerling te vaak de klas uitstuurde, hij de leraar ook bij zich op het matje riep en hem dan onomwonden meedeelde dat hij van die bezoekjes verschoond wenste te blijven en dat de betrokken leraar z'n ordeproblemen in eerste instantie zelf hoorde op te lossen. Je kon dus ook alleen maar de gang opgestuurd worden en dan ver stopte je je in een w.c. om niet door andere moeilijke mensen met moeilijke vragen te worden lastig gevallen. Werd je werkelijk naar de rector geadresseerd dan sloop je met lood in je schoenen of vol verontwaardiging over zoveel vermeend onrecht ("ik dee niks!") de trap op naar z'n kamer, kreeg twee seconden voor je verhaal en werd dan in een donkere hoek gezet met een stuk Latijn of Grieks om je mee te amuseren. De straf volgde later en daaruit leid ik af dat hij overleg pleegde met de betrokken docent. Vaste prik was een brief aan je vader die je getekend terug moest brengen. Je had vaders die kennelijk vonden dat zoiets erbij hoorde en min of meer klakkeloos ondertekenden. Bij mij lag de situatie anders: zo'n brief resulteerde altijd in een regenbuitje van mama en een donderbui van papa, zodat ik tenslotte besloot te proberen de zaak zelf ter hand te nemen. Ik had dezelfde 'Swan'-vul- pen als m'n vader en we gebruikten dezelfde inkt. Avonden lang heb ik zitten oefenen tot ik de goeie handtekening had en toen er weer een brief kwam, heb ik letterlijk een nacht wakker gelegen, want ik kon na tekenen niet meer terug. Op het moment dat Hendriks de absenten kwam opnemen en mij om de brief vroeg, had ik het gevoel dat iedereen naar me keek omdat ze wisten dat ik de boel besjoemeld had en de hele dag heb ik in angst gezeten dat de deur zou open gaan en Hendriks me bij de rector zou roepen. Er gebeurde echter niets en er is ook verder niets gebeurd. Toch heb ik pas tijdens de bezetting opnieuw valse handtekeningen gezet, maar toen was het 'legaal'. In de lagere klassen zag je de rector alleen bij het aangaan van de school, in vijf en zes kreeg je hem als docent. Hij was een man met een natuurlijk gezag en je liet het wel uitje hoofd bij hem geintjes uit te halen. Bovendien kwam het eindexamen in zicht en waren we wat wijzer geworden. We begonnen ook beter te begrijpen wat we in de afgelopen ja ren in onze hoofden hadden verstouwd en Stutterheim wist daar uitstekend mee om te gaan, kort, zonder veel woorden, soms met een wanhopige zucht, soms met een waarde rend "juist". We waren echter ver genoeg gevorderd om door te dringen tot de finesses van de taal en Stutterheim wist behendig de puntjes op de i te zetten, ook door het opge ven van pakken huiswerk. Zijn grote scene speelde Stutterheim bij de zogenaamde promotie van de leerlingen, de fatale dag waarop je over was of niet, maar door de slechte en onbeholpen regie ont aardde wat een plechtigheid had moeten zijn vaak in een halve klucht. De scholierenge meenschap verzamelde zich in de nauwe Latijnse Schoolstraat en wachtte, net als bij het toelatingsexamen op het moment dat Hendriks naar buiten kwam om per klas de namen der gezakten af te roepen. Als die eenmaal binnen waren en werden weggewerkt, ontlaad de de geveinsd ontspannen spanning zich in een gejuich dat de slachtoffers binnen moe ten hebben kunnen horen. Wat er verder nog op het programma stond interesseerde nie mand meer. want je was geslaagd en het enige wat je nog kon overkomen, was een taak voor het een of andere vak. die je vakantie verpestte. Hendriks riep de klassen een voor een naar binnen en we werden weer tegen de muur gezet tegenover de tafel waar het nu een gedrang was van leraren en curatoren. (Aan aula's of dergelijke faciliteiten was men nooit toegekomen, had er ook waarschijnlijk nooit aan gedacht). 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 35