Als er een einde was gekomen aan alle geschuifel en positie kiezen greep Stutterheim een groot foliovel, sprak een inleidende tekst van hoogstens tien woorden en begon dan in alfabetische volgorde van iedere leerling de behaalde cijfers voor te lezen. De meeste cijfers kenden we wel, want die waren het gemiddelde van de proefwerken die we na Pa sen hadden gemaakt. Een 5 was het hoogst bereikbare en die heb ik nooit iemand zien krijgen. Halven werden niet gegeven, plussen en minnen wel. De kritieke zone lag daar om tussen 3- en 2+ en in dat niemandsland wasje aan de luimen van de leraren overgele verd. Vaak was je gemiddelde ongeveer 2 1/2. Was hij of zij je goed gezind dan maakte hij/zij er een 3- van (voldoende), zo niet dan werd het een 2+ (onvoldoende). Stutterheim dreunde met een stem, die tot allerlei imitaties aanleiding gaf zijn gegevens voor: 3, 3,3+, 4-, maar je kon dal toch niet bijhouden, want hij noemde de namen van de vakken er niet bij en wat kon het je schelen, je was er immers! (b~i tUL£ I V-c/. Het spiekbriefje voor van der Feltz, behorende bij de folio van het Herfstrapport. Arie Kuipers i.p.v. Aert Kuipers, geeft wel aan hoe goed men de leerlingen kende. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 36