ook een paar dichtregels stonden, soms zelfs veel. Tekstcritici hadden uitgevonden dat die regels latere toevoegingen van derden waren en daar moesten we ons maar niet mee be moeien. Verder zei ze nog iets over Ionisch, Aetolisch en Aechaisch en droeg ons op voor de volgende les de eerste 20 regels van de Odyssee uit ons hoofd te leren. Ik heb die re gels, of wat ik ervan onthouden had. nog eens gereciteerd op de Bühne van het theater in Epidaurus om te kijken of die akoestiek werkelijk zo fantastisch was en inderdaad, op de bovenste en achterste rijen van het amphitheater was ik duidelijk te verstaan geweest. De Grieken in mijn omgeving, die ik had willen tracteren op een nummertje uit hun klassie ken. hadden er echter geen woord van verstaan. Ik had Middelburgs Grieks gesproken en zij lazen die oude teksten met de uitspraak van het moderne Grieks. Verder werd er naar hun zeggen aan die klassieken in Griekenland niet veel meer gedaan. In Athene misschien en aan de universiteit en er werd in Epidaurus wel eens een Griekse tragedie gespeeld, maar dan werd dat stuk eerst omgezet in modern Grieks. Mulder gebruikte die regeltjes onder aan de pagina ook voor een ander doel: onze kin derzieltjes beschermen tegen onzedelijke invloeden. Homerus is een scherp waarnemer en zegt de dingen graag zoals ze zijn. Als de mannen een groot avontuur hebben overleefd of een flinke strijd gestreden hebben, kun je bij Homerus passages aantreffen die, vrij ver taald, ongeveer zo luiden: ze begroeven hun doden, lengden de wijn aan, genoten van de maaltijd en gingen vervolgens lekker liggen vrijen. Zo'n regel zal tegenwoordig waar schijnlijk ongecensureerd passeren, maar in de jaren dertig was zij juffrouw Mulder, die al sinds 1921 als maagd voor de klas had gestaan, te machtig en naar mij later is gebleken het merendeel van haar collegae, manlijk en vrouwlijk, ook. De vertalende leerling kreeg de opdracht die passage maar over te slaan, want dat was een toevoeging uit later tijd. Het probleem was, dat er eigenlijk geen probleem was. Homerus vertelt iets dat 500 jaar voor Christus niet aanstoot gevend was in een passage die voor ons ook niet aanstoot gevend was, want, niet voorgelicht zochten wij ook niet naar een dubbele bodem. Letterlijk staat er namelijk: "Ze vermengden zich in vriendschap". Dat was wel een beetje vreemde zin, maar het kon toch ook betekenen dat ze met z'n allen een eindje gingen wandelen. Maar toen Mulder een paar keer dit soort verzen naar de onderkant van de pagina had verwe zen, verzen waarin altijd vervoegingen voorkwamen van het werkwoord 'vermengen', meestal in verband met 'vriendschap', soms ook met 'bed', werden we achterdochtig en gingen op informatie uit. De rest laat zich raden. Als ik dit opschrijf verbaast het me weer, hoe naïef wij als pubers waren. Een grote bek tegen een leraar was geen probleem en Fortgens was bijvoorbeeld helemaal niet te beroerd om een fout toe te geven, toen ik hem er op wees dat Tacitus hier dit of dat be doelde omdat hij op pagina x gezegd had dat"Je zou best eens gelijk kunnen hebben", was het antwoord na enig bladeren en Aert Kuipers deed dat zelfs bij de lessen van Stut- terheim met Plato-vertalingen. hoewel hij alle reden had om Stutterheim te vriend te hou den. Maar met meisjes.... Toen het mysterie van Mulder was opgelost, deden we er niets mee... Je bleef je vriendin van het moment adoreren, je droeg haar tas, probeerde tegen haar aan te botsen in de gang, streelde het zadel van haar fiets in de fietsenstalling, dat nog warm was omdat ze er net op had gezeten en fietste je rot om haar in te halen als ze vroeger weg mocht om het pontje naar Kamperland te halen of als je gehoord had dat ze na schooltijd nog naar Vlissingen ging, om daar in het Volksbad te zwemmen tot de mailboot langskwam. Dat Volksbad was met een draad keurig verdeeld: rechts de jongens, links de meisjes. De rest 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 41