logen als "jij krijgt van mij een 'bad mark', als ik het idee heb datje niets aan je huiswerk hebt gedaan, ook al maak je geen enkele fout". "En wanneer krijg ik dan een echte 'bad mark'?" "Dat moetje aan mij overlaten". Toch gaf ze niet onaardig les. Haar vader had een grammatica geschreven, die een enorm succes was en na zijn dood hield zij de herdrukken bij. De editie die wij op tafel hadden liggen was de 24e druk! Geen slechte schnabbel! Met behulp van een bloemlezing hielp ze ons door de Engelse literatuur en klassikaal lazen wij Kiplings Jungle Books, waarbij de hele padvinderij tot leven kwam en een wat zoet boekje van Frances Hodgson Burnett, The secret Garden, waarbij ik natuurlijk niet kon nalaten op te merken dat Bur nett geen Engelse maar een Amerikaanse schrijfster was, wat ze bestreed, maar later moest toegeven. Ter bevordering van de zelfwerkzaamheid mochten we zelf ook een boek kiezen, waarvan we de inhoud voor de klas moesten vertellen. Ik koos een boek waarvan ik zeker wist dat ze het niet gelezen had, een detective verhaal van Dorothy Say- ers met de grote Lord Peter Wimsey in de hoofdrol. Ik noemde het een 'shilling-shocker'. Roorda wou weten wat dat was. "Een spannend boek datje voor een shilling kunt kopen." "Dat is geen goed Engels." Triomfantelijk haalde ik het omslag tevoorschijn waarop met grote letters stond 'Dorothy's latest shilling-shocker'en incasseerde mijn zoveelste 'bad mark'. Cler had soortgelijke lesmethoden. Zij gebruikte een bloemlezing (Du Moyen-Age aux temps modemes) die door uitgever Muusses snel in elkaar was gesmeten om voor het begin van het nieuwe semester nog op de markt te zijn en daardoor vol zetfouten zat, zo dat ze verder hoofdschuddend en zuchtend voor de klas stond. Wat voor boeken we bij haar hebben gelezen? Er spelen titels door mijn hoofd als 'Petite Chose', 'La belle Niver- naise', 'Tartarin de Tarascon' en 'Vol de Nuit', maar zeker weet ik het niet. Er zat ook een toneelstuk bij van een zekere Labiche:'Le voyage de M. Perrichon'. Heel Parijs had plat gelegen van de lach, zei Cler, maar in de vorige eeuw lachten ze blijkbaar om iedere flau we grap. Wij vonden er niets an. Ieder boek dat je op school moet lezen, gaat nu eenmaal de mist in, omdat je het op school moet lezen. 'Vol de Nuit' vond ik echter prachtig. Ik heb het onlangs nog herlezen en het blijft een prima boek. Eens per jaar werden Cler en Roorda sociaal en nodigden ze de klas op een zonnige middag bij zich thuis. Dan mochten we in de tuin aalbessen ritsen voor de weck en als be loning kregen we dan een kopje thee of een glaasje limonade plus een bakje aalbessen, maar ik lustte die zure dingen niet. Van Cler schiet me nog een anekdote te binnen. Op een dag schoof Stutterheim een baardig heer door de deur, die hij voorstelde als meneer Renkema, inspecteur van het mi- delbaar onderwijs. Ida Gerhardt heeft hem nog eens in een gedicht vereeuwigd. Cler wist kennelijk van niets en zakte bijna door het podium van de zenuwen. We begrepen, dat we haar helpen moesten, maar de transformatie, die ze onderging was zo gauw niet te volgen. Ze begon ons plotseling bij de voornamen te noemen, maar die werden nooit gebruikt en we kenden ze van elkaar nauwelijks. Vragen, van dat predicaat voorzien, werden aanvan kelijk beantwoord met een schaapachtig naar elkaar kijken. Cler, die haar schip zag stran den. wachtte de stilte niet af en begon een warrig verhaal over een molen, waar Daudet helemaal niet had gewoond (alsof ons dat wat kon schelen, laat staan Renkema), over troubadours en occitaans, over kastelen aan de Loire en een toren van meneer Eiffel, kort om ze gooide daar een volgekropt gemoed leeg, alsof ze een leven lang had zitten wach ten op een kans ons van deze dingen deelgenoot te maken. Onze verbazing sloeg om in 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 43