geleerd. Daar kan ik nu nog hele stukken van opdreunen. En ook van de 'leichte Wörter. die auch schwer sind' zoals we de woorden noemden die hij in een apart schrift liet note ren. De laatste vrouw in de troep was Thea, oftewel Dr. H.B.Th. Schouten, die ons over plant- en dierkunde moest inlichten. Tussen al haar platte collegae, was zij de enige 'hochbrüstige', maar niemand had er blijkbaar wat mee kunnen beginnen en ook zij was ongetrouwd gebleven. Haar vak was geen examenvak en je hoefde haar lessen dus niet al te serieus te nemen, maar we deden toch wel mee. omdat ze zelf zo enthousiast was. Op een dag rolde ze een skelet naar binnen en vroeg de langste jongen van de klas er naast te gaan staan. Terwijl Arend Winter daar voor joker stond en schaapachtig de klas aangrijns de, vroeg ze ons of dat skelet van een man of een vrouw was. Niemand zei wat. want een misgok kon fataal zijn. Thea posteerde zich toen aan de andere kant van het skelet en frunnikte onder het kraagje van haar hooggesloten blouse een speld vandaan en bij dit gefrunnik gingen er opeens veel meer knopen los dan ze had bedoeld. "Zien jullie nu het verschil?" We zagen het verschil. Uit ons gegniffei begreep ze echter dat ons verschil niet het hare was. Ze stampvoette van woede, waardoor de hele zaak in beweging kwam en begon toen koortsachtig de onthullende v-split te corrigeren. "Rotjongens", zei ze, alsof wij het gedaan hadden. Daarna begon ze met de speld in het skelet te prikken om te de monstreren dat het het skelet van een vrouw was, bekken en aanzet van de heupbeenderen bewezen dat. We geloofden het graag, maar hadden liever gezien dat ze onze oorspronke lijke gedachte van een danse macabre of desnoods een nummertje close harmony had uit gevoerd. Dit is eigenlijk het enige dat ik me van de dierkundeles herinner, behalve dan dat Thea de enige was die dictaat liet maken en dat ik in het uitwerken daarvan wel aardigheid had. De tekst lardeerde ik dan met allerlei plaatjes. Hetzelfde was het geval met plantkunde. Bij slecht weer gebeurde dat op school en zat je te klunzen met bovenstandig en onder- standig vruchtbeginsel, met monocotylen en dicotylen, maar al gauw had ik in de gaten datje beter kon wachten tot iemand de naam van de plant gevonden had en dan determi neerde je in je Heukels-flora terug. Bij mooi weer kregen we 'kruidtuin'. De moderne tijd heeft dit instituut weggevaagd, net als de nabij gelegen Buitensocieteit, maar het was een echte tuin op het Molenwater, waar nu het laboratorium van het ziekenhuis staat. Daar stonden massa's struiken en kruidachtige planten, die door Thea werden benoemd of die je zelf moest determineren. We moesten van haar ook een herbarium aanleggen, dat ik haar nooit heb kunnen laten zien, want als ze in de kruidtuin van een bloem zei dat ze zeldzaam was, plukte ik haar stiekum en deed die ook in m'n herbarium. Boterbloemen en paardebloemen had ieder een, maar die zeldzame planten van Thea, dat was het. Ik heb me dus in allerlei bochten moeten wringen om dat ding uit haar handen te houden. Over Van der Vecht heb ik niet veel goeds te vertellen. Hij gaf Nederlands en Geschie denis, een destijds veel voorkomende combinatie, maar geen van beide vakken interes seerden hem nog. Hij was al van 1906 af aan het gymnasium verbonden en was het Ne derlands zat, de geschiedenis zat en ons zat. Hij was een klein, gezet mannetje met een bolhoed en aan dat figuur dankte hij de bijnaam Worst. Aan het begin van zijn carrière schijnt hij op de H.B.S. een collega te hebben gehad met net zo'n figuur en toen stond dat stel bekend als Bol en Bol Accent, maar dat was vóór mijn tijd. Hij sprak ontzettend voch tig en kon soms plotseling driftig worden. "Merk je niet dat ik inwendig kook?" 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 45