en we kregen die boel niet op een rijtje. Oorzaak en gevolg plus de bijbehorende namen liepen te veel door elkaar. "Luister" zei hij vanachter zijn zware, zwarte baard, "dan zal ik jullie dat eens haarfijn uitleggen" en in een boeiend exposé van drie kwartier zette hij het hele ntozaiek in elkaar met tal van interessante bijzonderheden. Wonderlijk hoeveel eruditie sommige mensen met zich meebrachten, wonderlijk ook hoe figuren als Worst het erbij lieten liggen. Aan Wiltink (de Sik, vanwege een teveel aan onderkinnen) heb ik weinig herinnerin gen, geen goede en geen slechte. Hij was manisch geinteresseerd in Zwitserland en be steedde een heel jaar aan de behandeling van dit land. waar hij ieder jaar zijn vakantie doorbracht. Het effect was hetzelfde als later bij de Camera Obscura. Dat boek heb ik nooit meer ingekeken; Zwitserland heb ik nooit echt bezocht. Een dagje de Holbeins be keken in Basel en verder vaak lang gewacht op de vliegvelden van Zürich en Genève. De Sik stuurde vanuit Zwitserland ansichtkaarten aan al z'n familie en kennissen, die hij later op de een of andere manier weer terugkreeg, want hij gebruikte ze als lesmateriaal. Die moesten we dan doorgeven aan elkaar en soms kreeg je er een terug met het commentaar: nee, die niet, die heb ik al gelezen... Ook aardrijkskunde was geen examenvak, dus al te serieus hoefden we niet te zijn. Over de mathesis heb ik het nog niet gehad. Daarvoor waren twee leraren ingehuurd. Scheltens voor de lagere klassen, De Roos voor de hogere. Over De Roos kan ik kort zijn. Hij gaf goed en begrijpelijk les, had een groot gevoel voor humor en een nog groter ge voel voor sarcasme. Alle pogingen om hem van z'n vierkantsvergelijkingen af te brengen door het stellen van quasi-intelligente vragen faalden. De kwadratuur van de cirkel? Niets mee te maken. Het begrip oneindig? Ga maar een eind lopen, dan voel je het wel in je po ten. Wat is hogere wiskunde? Wiskunde waar jij niet bij kan, enz. Peinzend bogen we ons dan maar weer over onze opgaven, nog steeds zonder te begrijpen waar die 'onzin' alle maal voor diende. Scheltens had het wat dat betreft veel moeilijker. Bij De Roos waren we aan die 'onzin' al gewend; we hadden ons zo'n beetje in het onvermijdelijke geschikt en voor zover we ons niet wensten neer te leggen wist hij ons met een paar welgekozen sneeren wel in het gareel te houden: hij deed dat zo, datje er maar beter zelf om kon la chen, want de hele klas lachte. Scheltens miste dat vermogen en miste de dosis venijn om je op het gewenste moment plat te spuiten. Scheltens was gelijk met ons aangekomen, een lange, volkomen kale man, die waarschijnlijk op een dag vergeten was zich te scheren en sindsdien met de bijnaam Stoppel rondliep. We waren in het algemeen zuinig met bijnamen en dat hij er een kreeg, wijst al op een bijzondere status. Wie de auteur was van de naam weet ik niet; er staat me vaag bij dat hij uit de meisjeshoek kwam. Stoppel was ongetrouwd en wij waren zijn proefkonijnen. Dat hadden we natuurlijk snel door en wij counterden met de vorming van een dierenbevrijdingsfront, dat het de man in de eerste jaren bijzonder moeilijk heeft ge maakt. Onze trukendoos was tot de rand gevuld. Fair was het niet, maar kinderen zijn op die leeftijd niet fair. Als dan een klas solidair is - en dat waren we - kon je een docent naar de laatste toppen van wanhoop sturen. We zetten de banken (onwijs grote, massale gevaarten uit de vorige eeuw) op rolletjes en als de achtersten zich dan met hun voeten afzetten te gen de muur kwam de hele boel naar voren en hadden we een uur nodig om de zaak weer in z'n verband te krijgen. We doken dan plotseling allemaal onder de bank omdat we ons gommetje hadden laten vallen, we maakten de krijtjes weg, zodat hij niet op het bord kon 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 47