schrijven en een hele leuke was staren. Allemaal zaten we met een meewarige glimlach zwijgend naar z'n gulp te kijken en dan zag je hem zenuwachtig worden: moest-ie nou vragen, wat er mis was. moest-ie zelf kijken, onder dekking van de tafel op het podium even voelen of het met alle knopen goed zat (de ritssluiting moest nog uitgevonden wor den) en als hij het tenslotte niet meer kon uithouden en uitbarstte in een "wat mankeren jullie", rustig zeggen "niets, meneer, we zitten geinteresseerd te luisteren." Dan begon hij willekeurig schuldigen aan te wijzen: "En jij en jij en jij!" Maar dat was een nieuwe bron van verwarring, want hij kon niet met één vinger wijzen en gebruikte altijd een merk waardige combinatie van wijs- en middelvinger. Wij begrepen uiteraard nooit wie hij be doelde en speelden de vermoorde onschuld. Veel ging er ook mis bij hem. In het natuurkundelokaal zat bij de ingang een lichtsluis. Het lokaal kon worden verduisterd en de leraar kon dan ongestoord de bijzondere eigen schappen van het licht laten zien. Na afloop van zijn proeven bleken er nog maar een of twee mensen in de zaal te zitten. De rest had de klas via de lichtsluis verlaten en zat in de tuin lekker in de zon. Wat kon ons dat licht schelen, als de lamp maar aanging. Op een keer kwam hij met een handvol scherven binnen en zei eerlijk: "toen ik gisteren deze proef voorbereidde is het apparaat kapot gegaan" (de naam van het apparaat begon met kryo; hij had dus kennelijk iets koud willen maken). De eerlijkheid werd beloond met hoongelach: "Ja kom nou. zo kunnen wij het ook. We slaan dit over want het bewijs is niet geleverd". Toch was hij - en daarom was het unfair - de enige leraar, die zich binnen en buiten de klas voor zijn leerlingen interesseerde. Hij maakte een leuke schoolfilm, hij maakte bij de sterrenkundeles een afspraak om op een avond de sterrenhemel te gaan bekijken (maar op die avond was er door het wolkendek natuurlijk geen ster te zien), hij animeerde ons om mee te doen met een schaakwedstrijd (het was de tijd van Euwe-Aljechin en de groot meester Mieses speelde in de Vergenoeging). Vele jaren na de oorlog kreeg ik een paar nummers van de Margriet in handen en vond daarin een paar columns over paedagogi- sche onderwerpen, ondertekend met J. Scheltens. Ik de redactie opgebeld om te vragen of het die Scheltens was, die... Ja, het was die Scheltens en sindsdien vlei ik me met de ge dachte dat wij niet alleen iels van hem, maar hij ook iets van ons heeft geleerd. Twee leraren moeten nog worden genoemd, geen van beiden verbonden met examen vakken: Louis Heijmans en Jan Koers. Heijmans was een bekende figuur in Middelburg waar hij statig rondfietste in het artiestenuniform van die dagen: flambard (een soort pad- vindershoed, maar dan zwart, met brede rand) en foulard (halsdoek) of vlinderdasje bo ven een fluwelen jasje. Hij was als schilder, etser, graveur en tekenaar een lokale groot heid, die helaas nooit een eigen stijl heeft weten te vinden, maar al naar gelang de ten toonstellingen die hij bezocht, impressionistisch, expressionistisch, fauvistisch en zelfs kubistisch uit de verf kwam. Het Zeeuws Museum bezit een aardige collectie van zijn werk. Zijn inkomsten vulde hij aan met tekenlessen aan scholen in de hoofdstad van Zee land en dat gebeurde in het tekenlokaal van de kweekschool. Voor ons betekende dat dan dat je de school uitkon, hetgeen een niet te versmaden afwisseling vormde. Tekenen heb ben we natuurlijk niet van hem geleerd, maar enige kunstzinnige vorming hebben we toch wel van hem meegekregen. Hij deed dit met behulp van zogenaamde Vevo-kisten (kan ook Vaevo zijn) voor scholen samengestelde en door scholen aan elkaar doorgezonden collecties grafiek, die hij dan met ons besprak. Als een schilder exposeerde in het Schuttershof nam hij ons ook mee en kon dan soms 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 48