ming tot rector in Middelburg, con-rector was geweest aan het Christelijk en een tweede pikanterie was dat midden in de grote vakantie het Christelijk opbelde om me vriendelijk te vragen of ik niet alsnog wilde komen en dan zonder examen, want dan konden ze een parallel-klas vormen. Dat aanzoek is beleefd afgewimpeld. Op het Nederlands Lyceum heb ik het jaar van mijn leven gehad. Ik hoefde bijna niets meer te doen. Ik lag achter met stereo, want dat kreeg je in Middelburg pas in de zesde en zij hadden dat in de vijfde al gedaan, en met geschiedenis, en dat lag aan de pensioensdrift van Worst. Met de talen lag ik echter vele lengten voor. Ik had één concurrent, Bobbie Salm, een Duitse Jood, die van een Duits Gymnasium was weggepest (over het drama dat hierachter zat en dat nog zou volgen, zwijg ik liever). Voorlopig werd hij alleen maar ge plaagd om z'n Duitse accent; dat gebeurde mij trouwens ook met m'n gepraat over 'm'n goeie goed' en m'n 'ik kom d'r wel om'. Onze voorsprong werd ook door de leraren toegegeven en geprezen. "Dat halen we met een lyceum nooit" verzuchtte de een; "je ziet toch dat een gymnasium grote voorde len heeft" kreunde de ander. Wij, Bobbie en ik profiteerden echter volop van de voordelen van dat lyceum. M'n geschiedenis werd gauw bijgespijkerd door Locher, tevens de diri gent van het schoolorkest. Locher. de leraar en latere opvolger van Huizinga in Leiden gaf me een paar boeken. "Als je die nou goed doorleest, moet je eens een paar middagen bij me komen; dan zal ik ze met je bespreken". Aldus geschiedde. "Die stereo moet je vader maar met je doen" zei Kobus. de wiskundeleraar. "Of zie je dat niet zitten?" reageerde hij op 'n kennelijk wat bedremmeld gezicht. U kent hem. Ik vrees dat het meer gedonder dan kennis oplevert" zei ik. "Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben. Je moet een dokter ook z'n eigen kinderen niet laten behandelen. Ik zal eens kijken hoever we met een paar uur overblijven komen" en ook dat geschiedde. Wal ik echter min of meer instinctief in de Middelburgse drilschool had gemist kreeg ik hier. Busch gaf Nederlands, maar dat betekende bij hem Ter Braak, du Perron, Mars man, Vestdijk, Elsschot, enz. en als je een opstel schreef kreeg je het terug met een anno tatie die langer was dan je eigen stuk. Tussendoor nam hij je dan nog mee naar het Haags Museum of naar Boymans in Rotterdam, behandelde daar 'wezen en ontwikkeling der Europese schilderkunst na 1850', zoals het boek heette, dat we bij ons hoorden te hebben. Ter afwisseling gooide hij er dan een uurtje Bergson tussendoor. De leraar Grieks nam ons mee naar de 'Antigone' in de Schouwburg, waar we ook Shaw's Saint Joan zagen; Cor van der Lugt Melsert kwam voordragen en Theo van der Pas pianospelen. De meeste van deze zaken zouden in Middelburg onmogelijk zijn geweest, maar niets (behalve een enkele activiteit van Heymans) was wel erg weinig. Achteraf denk ik dat het straffe regime van het leerplan en het gebrek aan didactische fantasie van de docenten bij ons ongemerkt een culturele honger had opgewekt, waaraan we op onze eigen manier probeerden te voldoen, omdat de Haagse middelen in Middel burg nauwelijks voorhanden waren. Eén daarvan was lastig zijn, maar daar hebben we het al over gehad. Een andere was: zo min mogelijk werken aan de taken die de docenten je opdroegen en zoveel mogelijk zelf lezen. Door een wonderlijk toeval kreeg ik een paar jaar geleden een aantal van m'n oude leerboeken terug. Een kennis van een kennis had ze opgeduikeld bij een tweedehands leerboeken winkel. M'n naam stond erin en ook het boekmerk van de Vey Mestdagh in Vlissingen. Het waren een complete Homerus en een boekje met de vier Catalinarische redevoeringen van Cicero... Ik heb ze nu nog eens doorgekeken. Door het hele Cicero- 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 50