boekje heen zijn aantekeningen gekrabbeld, in mijn handschrift, terwijl ik zeker weet dat we - waarschijnlijk uit een ander boek - ook Cicero's beroemde redevoering tegen Verres hebben gelezen. Met de Odyssee en Ilias is het hetzelfde: overal krabbels voor moeilijke woorden e.d. Met de moeilijke 'werdegang' van repetaat en preparaat, kunnen we Cicero misschien nog hebben gelezen, maar zeker niet de halve of driekwart Homerus. Hele stukken daarvan moet ik zelf hebben doorgewerkt. Natuurlijk met de heimelijke hoop dat ze uit dit maagdelijke terrein een proefwerkstukje voor ons zouden uitzoeken, natuurlijk ook met behulp van het woordenboek van Mehler, dat op zichzelf al een vertaling was en natuurlijk met behulp van echte vertalingen, de handige en goedkope boekjes uil de Duit se Reclam-serie, die vanwege de eisen van de hexameters wel niet letterlijk waren ('was Vosz maar Vosmaer'), maar die je toch aardig op weg konden helpen. Ze waren in klein octaaf uitgevoerd en dus makkelijk in je 'kastje' weg te werken - desnoods scheurde je de bladzijde eruit - maar je kon ze ook thuis gebruiken, om vooruit te werken. En ik geloof dat we dit laatste veel hebben gedaan. Vergeet niet dat we dan ook nog vooruit werkten en Tacitus, Livius, Herodotus en Plato te behandelen hadden. Tenslotte had ik met juffrouw De Meester, die de Openbare Leeszaal in de Molstraat beheerde, zeer geraffineerde afspraken gemaakt: dat ze van de nieuwe boeken die ze bin nenkreeg er iedere week een paar zou achterhouden, voor ze in het kaartsysteem werden opgenomen. Ik moest ze dan binnen een week terugbrengen, maar zo kreeg ik mijn Ro land Holst, Slauerhoff. van Schendel. Vestdijk etc. Met een lieve juffrouw in een zuster instelling in de Vlissingse Badhuisstraat (het voormalige weeshuis) had ik een soortgelij ke afspraak. Haar naam wil me helaas op dit moment niet meer te binnen schieten. Waar ik de tijd vandaan haalde om het allemaal te lezen, weet ik niet, maar ik ben hen zeer veel dank verschuldigd. En als ik toch aan het bedanken ben, moet ik zeker Nel Koole noemen, die vele jaren voor mij heeft gezeten en altijd onbaatzuchtig haar preparaatsaantekeningen te mijner be schikking stelde als ik de avond tevoren door andere bezigheden geen huiswerk had kun nen of willen maken. We waren precies even oud en op mijn verjaardag denk ik nog altijd aan haar. We waren geen briljante leerlingen, door de overmaat aan huiswerk ook zeer pragma tisch ingesteld: waarom zou je voor een 4 werken als je ook met een 3 toekon: waarom je thuis uitsloven vooreen bepaald vak als je wist datje het uur daarvoor Worst had en je het ook onder zijn 'lessen' kon doen? Kuipers was vaak briljant en die is dan ook professor geworden. De anderen zijn, voor zover ik weet. in goede banen terecht gekomen, maar al tijd op de tweede plaats. Ferdinandusse, ook een Zeeuw, heeft eens geschreven dat Neder land in elkaar zou storten als alle Zeeuwen plotseling besloten zich uit hun banen terug te trekken. Dan kwam het hele tweede echelon vrij. Mijn klasgenoten zul je dus ook wel in het tweede echelon kunnen terugvinden, al zit er bij ons natuurlijk die wereldoorlog tus sen die allerlei mooie plannen op een hoop of de andere kant uit veegde. Dat wisten we gelukkig nog niet, toen we voor de aanvang van de school stonden te kletsen op de stoep van notaris Hioolen of in de pauze eierkoeken kochten bij banketbakker De la Vienne. Ve len heb ik nooit meer ontmoet, of een enkele keer op een perron, maar voor je antwoord had kunnen geven op de vraag "Ben je nietging de trein al weer weg. In het bovenstaande heb ik hier en daar aardig wat kritiek gespuid op het gymnasium en dat zal wel koren op de molen zijn van de opheffers, die het maar een elitaire instelling 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 51