Men gebruikte de nationale driekleur, een rode vlag en een blauwe wimpel die in een bepaalde combinatie getoond werden om te waarschuwen tegen vijandelijke lees: Engel se invallen. Volgens voorschrift van 9 mei 1795 maakte men 's nachts gebruik van lan taarns ondersteund door een of meer kanonschoten om aan te geven dat men schepen waarnam, varend of ten anker. "Bij ontdekking dat de vijand wilde landen, of vijandelijk ageeren, zal men drie Vuuren boven den anderen heisscn en continued schieten". Zoals reeds opgemerkt was op de strategisch gelegen Zeeuwse eilanden een betere berichtge ving nodig dan langs de Hollandse kust. Men moest de scheepsbewegingen voor de diver se zeegaten duidelijk kunnen aangeven. Van 1797 tot begin 1801 zijn er drie verschillen de codes op Walcheren en Schouwen in gebruik geweest. Op 15 november 1797 werd de eerste uitgebreide seininstructie in gebruik genomen. Een met de hand geschreven sein- brief van de Gewestelijke Besturen van Zeeland geeft nadere verklaring over de "Seinen welke bij de Seinmeesters in Walcheren en Schouwen moeten geobserveerd worden" (10). Men maakte gebruik van zeven verschillende vlaggen en een wimpel. Er waren 21 artikelen voor dagseinen, waarvan er 8 gevormd werden door een enkele vlag, en 12 door twee vlaggen. Een van de artikelen beschrijft hoe een schip dat op verkenning uitgestuurd is moet handelen: artikel 13 "Indien eenige vaartuigen ter kruistogt uitgezonden in zee iets ontdekkende, zullen zij deze bovenstaande en nogvolgende seinen aan die van Land geven, en niet direct met 't Zelfve Sein beantwoord wordende een Schot naar landzijde doen. De vijandelijke Sche pen in een of andere Zeegat den Kruisser vervolgende, zal hij met kragt van Zeilen de wal zoeken te naderen, tot aan de naaste batterij, doende om de tien minuten een schot" De berichtgeving bestond uit informatie over het soort schepen dat men waarnam zo als kotters, oorlogs- of transportschepen, vissersschepen; berichten omtrent de koers door de Roompot, Veergat, naar de Hollandse of Vlaamse wal, om de Noord of de Zuid als ze koers zetten naar zee, de "preparatie tot landing", en voorbereiding voor ten anker gaan van een vloot. Als bij deze laatste manoeuvre de vlaggen of de vuren bij mist, donker of "slegt weder" niet gezien kunnen worden dan zal men direct naar de wederzijdse posten een ruiter te paard afzenden". Aan alles is gedacht. Tenslotte was er nog een sein voor: "schip in nood", of "loods gevraagd" en een contrasein vanaf een schip ten teken dat men het bericht goed ontvangen had. Voor de nacht golden er maar twee artikelen: het eerste gaf aan welke schepen men waarnam door een vuuipot aan de mast op en neer te halen, "En voorts zoo veel schepen als daar gezien worden zoo veel Vuurpeilen op te laten gaan, om de vijf minuten tusschenposing". Het tweede artikel voor de nacht was een signaal dat de vijand ging landen. Ook in dit geval kwamen er weer ruiters naar de aangrenzende pos ten aan te pas als men de seinen door omstandigheden niet goed kon zien. In juli 1798 werd een nieuwe code in gebruik genomen. Er kwam een vlag bij en hel aantal artikelen werd uitgebreid tot 39 berichten die ongeveer hetzelfde karakter hadden als de code van 1797, maar meer informatie verschafte. De plaatsen van de seinposten bleven hetzelfde als in de hierna beschreven instructie voor de seinmeesters, maar in Westkapeile seinde men overdag van de toren en 's nachts vanaf de dijk. In Vlissingen seinde men overdag vanaf de toren van het stadhuis en 's nachts van de dijk ten westen van de stad, waar schijnlijk wegens brandgevaar. Er was toen al sprake van een goede onderlinge 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 68