Veldnamen en nederzettingsgeschiedenis gestart is met de uitgave van "De Veldnamen van Ritthem, Nieuwerve en Welzinge", heeft het namenonderzoek in Zeeland een vaart gekregen waar andere provincies jaloers op kunnen zijn. Het laatst verschenen deel in deze serie, handelend over "De Veldnamen van Seroos- kerke, Veere, Vrouwenpolder", is door M. Kooiman weer uitgebreid van naamkundig commentaar voorzien. Ik kan er dan ook hoogstens enkele losse opmerkingen bij maken. In de eerste plaats wil ik er op wijzen, dat het belangrijk is dat niet alleen de nu nog leven de veldnamen zijn opgenomen, maar ook die uit de zestiende- en zeventiende-eeuw.se overlopers, de registers waarin alle eigenaren en gebruikers van de grond stonden aange tekend. De namen uit de volksmond en die uit de historische bronnen kunnen elkaar na melijk aanvullen en zo ons inzicht in de namengeschiedenis van Walcheren vergroten. Sommige namen blijken al sinds de overlopers bekend te zijn, zoals De Reiger. De Broodkiste en De Craene Weie. Ik vrees dat we bij die laatste naam niet aan de statige kraanvogel hoeven te denken, maar helaas aan een wat meer huisbakken vogel en wel de kraai. Het meervoud van kraai luidde in het middelnederlands namelijk craen. De naam Langebeeke gaat nog veel verder terug in het verleden, want deze komt al voor in 1331 - 1333 als Lanahebeke (26). Daarentegen zijn er andere namen die alleen al door hun vorm of hun betekenis niet zo oud kunnen zijn als de zojuist genoemde. Om met het vormcriterium te beginnen. In het moderne materiaal blijken vrij veel namen voor te komen van het type d'Ofweie van Piet de Buck, "t Stikie van Piet Polderman, "t Dal van 'Eine lanse en De Bogerd van Piet de Bosse. Dergelijke namen, bestaande uit een geografische term, het voorzetsel van en een persoonsnaam die zowel voor- als achternaam omvat, zijn over het algemeen pas in de laatste eeuwen ontstaan. Soms kan de betekenis de ouderdom van de veldnaam bepalen, zo bij voorbeeld in De Franse Koesiee. een naam die gegeven is in de Napoleontische tijd toen daar soldaten ge legerd waren. Het perceel De Grote en De Kleine Domenie kunnen hun naam natuurlijk pas na de Reformatie gekregen hebben. Daarentegen is het mogelijk dat De Kapelaan en De Munnik juist weer oudere papieren hebben. Min of meer dateerbaar zijn natuurlijk ook de namen die in verband gebracht kunnen worden met de vroegere buitenplaatsen en landhuizen. In hun variatie geven zij ons nog steeds een indruk van deze eens voor Walcheren zo belangrijke landschapselementen. Wie denkt immers niet aan zeventiende- en achttiende-eeuwse prenten bij het lezen van namen als 't Binnen'of. 't Plein, 't Speel'of en De Poortweie. maar ook "t Bazien. De Gro te Viever en De Goudviskomme. In de overloper van Zandijk komt zelfs nog de naam Den Wiinberch voor. Als die ooit druiven heeft geproduceerd, zullen die op deze breed tegraad toch wel een erg zure wijn opgeleverd hebben. Belangrijk voor de studie van de nederzettingsgeschiedenis als geheel zijn verder de namen die aangeven dat er op of bij een perceel ooit bebouwing of bewoning is geweest. 't Ouwe 'Of en t 'Ofsteedie zijn daarvan duidelijke voorbeelden, maar ook De Huvshille. In het geval van de naam De Tasmeet. die we onder meer in de overloper van Schellach tegenkomen, is het niet zeker of er van een bouwsel sprake is geweest. We herkennen het woord tas, dat nog steeds als bergplaats voor graan of hooi bekend is, maar het is ook mo gelijk dat de naam betekent meet of weiland waar tijdelijk hooi- of stromijten worden op- 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1990 | | pagina 91