naar mij dunkt zoowat als te Biankenberge en Heijst, met eenige tamelijk hooge duinen.
Niet ver van daar verhief zich zonder twijfel de tempel van Nehalennia Men kan
zich niets kalmers en aartsvaderlijkers voorstellen dan het Badhotel en als men niet ge
haast is, wat in strijd zou zijn met den geest van het land, dan is men er goed. De lakens
der bedden zijn wel een beetje klein, maar basta! a la guerre comme a la guerre! Het
huis is netjes en de melk is uitstekend. Des morgens krijgt men bij zijn koffie, thee of cho
colade: gerookt vleesch, koud vleesch, eieren en kaas. De wijnen zijn zuiver, het menu
van het middagmaal is voldoende en de slaap wordt er door geen geraas gestoord. Op het
grasplein kan men croquet spelen, als men ten minste gezorgd heeft, een spel mede te
brengen, en is er ook al geen dam- of schaakbord in het hotel, men vindt er toch speel
kaarten en een domenospel; - maar men speelt weinig en wandelt veel Tijdens ons
verblijf hebben wij aan hel hotel verscheidene rijtuigen gezien, met wapens op de portie
ren, met fraaie paarden en knecht en koetsier in zeer stemmige livereien. Om 1 uur kwa
men wij terug om te dineren. Er waren zoowat 30 personen aan tafel en ons gezelschap
maakte er een derde van uit. Wij hebben gedineerd zooals men aan alle tables d'höte doet,
zonder ééne nationale of plaatselijke schotel..." De Belgische gast prees de lieflijkheid
van het dorp en de omgeving, maar eindigde zijn artikel wel met enkele kritische kantte
keningen:"... hoe komt het dat, terwijl Scheveningen zoo bloeiend is, de zeebaden te
Domburg zoo ten achteren zijn? En die voorwereldlijken koetsen! Wat belet om ze te ver
vangen door nette nieuwerwetsche koetsjes? En waarom legt men geen tram, als men
geen spoor van Middelburg naar zee wil leggen? Maar eigentlijk is het mij niet eens ge
bleken dat Domburg er aan hecht om eene zeebadplaats te worden, en ik bemoei mij daar
inderdaad met zaken die mij niet aangaan. Alles wel bezien, heb ik er echter recht op door
den bouw van het Badhotel. Dat is eene stichting, die men aan vier groote kapitalisten van
het eiland verschuldigd is; dat is dus eene eerste poging- eene uitnodiging tot de vreem
delingen gericht; en ik geloof dat die wèl komen zullen, maar men moet zorgen dat men
den toegang naar dit schoone land zoo gemakkelijk mogelijk maakt!"
Hoog en luchtig, schreef deze Belgische gast en daarmee had hij wél een bijzonder
heid van Domburg en van het Domburgse Badhotel weergegeven: men had er de ruimte,
kon er vrij ademen - een "product" dat in de loop der jaren alom steeds schaarser zou wor
den.
Het Badhotel draaide slecht, die eerste jaren. De vennootschap die aan de basis ervan
had gestaan, werd in 1874 ontbonden, het hotel werd eigendom van een viertal heren en
de zorg voor de Zeebadinrichting viel terug op de initiatiefnemers daartoe. De nieuwe ei
genaars van het Badhotel zouden wel het paviljoen blijven beheren, tot ook de zorg daar
voor in 1880 weer in handen kwam van het oorspronkelijke bestuur van de Zeebadinrich
ting.
In dat zelfde jaar werd het Comité tot bevordering der belangen van Domburg als bad
plaats opgericht, met als voorman de al eerder genoemde H.M. Kesteioo (1842-1918),
sinds 1865 gemeentesecretaris van Domburg. Weer werd een vennootschap in het leven
geroepen, de NV Domburgsche Zeebadinrichting (1888) met als eerste taak de verwezen
lijking van het nieuwe badpaviljoen. Toen dat er eenmaal was, werden het vroegere be
stuur en hel Comité ontbonden en gingen alle bezittingen aan de NV Domburgsche Zee
badinrichting over. Ter vervanging van het vroegere Comité werd in 1897 de Vereeniging
tot bevordering der belangen van de badplaats Domburg opgericht. Opvallend is dat het
steeds particulieren zijn geweest die zich zo hebben ingezet voor Domburg, maar zonder
24