moeite zal men zich kunnen voorstellen dat zij in de ban zijn geraakt van het mooigelegen
plaatsje met zijn vele mogelijkheden. De lof ervan werd onder meer bezongen in het
Domburgsch Badnieuws. Dit badkrantje verscheen op 7 juli 1883 voor het eerst.
Het Badhotel mag een slechte start hebben gehad, met de ontwikkelingen op tech
nisch en sociaal-economisch gebied kwam daar verandering in. Walcheren werd ontslo
ten met een spoorwegnet tot Middelburg (1872) en Vlissingen (1873). Een kanaal door
sneed het eiland van Vlissingen tot Veere, in Middelburg werden de delen verbonden door
een 60 m lange ijzeren brug die in 1871 voor het verkeer werd opengesteld. De brug zou
vaak worden gebruikt: Walcheren begon naar buiten toe naam te maken als de tuin van
Europa, Domburg als de parel ervan.
Een commissie, in 1867 benoemd door de afdeling Zeeland van de Maatschappij tot
bevordering der Geneeskunde, onderzocht de kwaliteiten van de badplaats Domburg, het
geen resulteerde in het rapport Iets over Domburg en hare Badinrichting (door de artsen
De Marrée uit Middelburg en Van Dam uit Oostkapelle, 1878). Vol lof was men over de
krachtige golfslag, de zuiverheid van het water en het hoge zoutgehalte. Een minpunt was
het ontbreken, sinds enkele jaren, van een geneesheer; daar kwam in 1881 verandering in
met de benoeming van J.M. Janssen tot gemeentearts. Janssen zag veel heil in zeebaden
en stimuleerde het (juiste) gebruik ervan, zoals dr Mezger dat enkele jaren later zou doen.
Johann Georg Mezger 1838-1909) stamde uit een Wiirttembergs geslacht. Zijn vader had
zich enkele jaren na het Congres van Wenen (1814/1815) in Amsterdam gevestigd en was
daar met een Nederlandse getrouwd. Johann Georg was hun derde kind. Hij behaalde een
onderwijsbevoegdheid in de gymnastiek, ging medicijnen studeren en promoveerde in
1868 op De behandeling der gewrichtsverstuikingen door massage. Na op verscheidene
plaatsen in Duitsland en Nederland te hebben gewerkt en zich, tot in de hoogste kringen,
een uitstekende reputatie te hebben opgebouwd, vestigde hij zich in Parijs. Met zijn twee
de vrouw, de Middelburgse Pieternella Borsius, bracht hij vanaf 1887 de zomers in Dom
burg, in de villa Irma, de winters voornamelijk in Parijs door. Al gauw reisden vele hoog
geplaatste personen tussen Mezgers zomer- en winterverblijf heen en weer. Kosthuizen
en pensionnetjes verrezen in het dorpse Domburg en het aantal buitenverblijven van ver
mogende Nederlandse en Duitse families nam toe. Trouwe volgelingen van Mezger wa
ren onder meer de Von Wieds; Elisabeth von Wied (1843-1916), getrouwd met Carl von
Hohenzollem, de latere koning Carol I van Roemenië, werd als schrijfster bekend onder
de naam Carmen Sylva. Aan haar herinnert de okerkleurige villa naast het Badpaviljoen;
zij verbleef er een tijdje op uitnodiging van de eigenaar, die de villa na haar bezoek van
Villa Maria in Carmen Sylva herdoopte.
Ondanks alle onderscheidingen en alle roem bleef dr Mezger een eenvoudig, bemin
nelijk mens. Grootheden kregen bij hem geen voorkeursbehandeling, hij stond even snel
voor de Domburgers als voor buitenlandse gasten klaar. Maar het waren niet alleen loftui
tingen die hem ten deel vielen: door sommigen werd hij wetenschappelijk te licht bevon
den. Zijn geneeswijzen waren nogal revolutionair, zo schreef hij zelfmassage ter voorko
ming van ziekten voor "door met een houten hamer op den buik te kloppen" en doorspek
te hij zijn raadgevingen met vleugjes humor.
Van Domburg zei hij dat het als gezondheidsoord in Europa zijns gelijken niet had.
"Geen plaats aan de kusten der Noordzee, noch aan den Atlantischen Oceaan is er mede
te vergelijken. Alleen enkele plaatsen aan de Engelsche kust kunnen in de schaduw staan
van de Walchersche badplaats. Domburg is nog steeds de Asschepoester onder de bad-
25