Toorop (1858-1928) kwamen zij in groten getale, elk jaar weer. Toorop logeerde in 1898 in het Badhotel, daarna elders in het dorp. Van 1911 tot 1920 (met uitzondering van 1918) exposeerden de in Domburg werkende schilders in een speciaal daarvoor ontworpen wit houten tentoonstellingsgebouwtje dat schuin tegenover het Badpaviljoen werd opgetrok ken. Aanvankelijk wilde men in het Badhotel exposeren, maar - hoe ruim en luchtig ook - de belichting daar bleek niet geschikt om de schilderijen volledig tot hun recht te laten komen. De organisatie van de tentoonstellingen kwam vaak neer op de Domburgse schil deres Mies Elout-Drabbe, hoewel zij in naam samenwerkte met Toorop, Ferdinand Hart Nibbrig, Jacoba van Heemskerck en later ook met Jan Heyse. Een veelheid van stijlen is kenmerkend voor de "kunstenaarskolonie" in Domburg; naturalisme, impressionisme, lu- minisme, cubisme en expressionisme gingen er, ver van de stedelijke competitiesfeer en in een ontspannen vakantiestemming, harmonieus samen. Dat Domburg een plaats in de geschiedenis van de moderne kunst heeft gekregen, dankt het aan de revolutionaire ont wikkeling die Piet Mondriaan er door maakte. Na 1912 deed hij niet meer mee aan de ten toonstellingen, maar hij bleef wel naar Domburg komen. In de jaren voorafgaand aan de eerste wereldoorlog vond men nog wel eens namen van Engelse en Amerikaanse gasten op de vreemdelingenlijsten. De onrust in de Balkan- landen maakte daar een einde aan. Ook het bezoek van Duitse gasten liep sterk terug, het was nihil toen de eerste wereldoorlog een feit was. Het laatste Badnieuws van 1914 ver scheen op 1 augustus. Rond het Badpaviljoen ging het sociëteitsleven, zij het in beperkte mate, gewoon door. In juli 1915 verscheen de badkrant weer; men had zich aan de nieuwe omstandigheden aangepast en verwachtte een redelijk, vrij rustig seizoen, geen Duitsers en relatief weinig Nederlanders. Belgische vluchtelingen werden met open armen in het neutrale Nederland ontvangen, zij werden al gauw meer als inwoners gezien dan als gas ten. Men moest er even aan wennen in plaats van de altijd ietwat zwaarwichtige Germa nen, de vroolijke, luchthartige Belgen om ons heen te zien", aldus het Badnieuws. Zelfs "in het ongeluk" bleven ze een zekere joie de vivre houden, maar aan het bad- en socië teitsleven deden zij dat jaar nog niet mee. Het was vooral door hun komst dat het seizoen 1915 met 1981 bezoekers statistisch gezien niet al te slecht was geweest. De in juli 1914 geopende Golfcourse begon langzaam te lopen, de door de Zeebadinrichting georgani seerde tenniswedstrijden waren van het begin af aan een succes, Afternoontea Conceiten werden gegeven in het Badpaviljoen, vossejachten en lampionnenoptochten werden ge houden. Nieuwkomers in Domburg waren ook de Nederlanders die de zomer gewoonlijk in Zuid-Europa doorbrachten, maar daar nu door de oorlog van weerhouden werden. Uit eindelijk bleek de eerste wereldoorlog niet zo veel invloed te hebben gehad op de Zeit geist in Domburg; de weerslag ervan werd in de eerste plaats gevoeld in het badgastenpa troon, sociaal en economisch. Alleen telgen uit de Zeeuwse, Gelderse en Overijsselse adel waren Domburg door de jaren heen trouw gebleven. In 1918 bezochten 2117 badgasten Domburg, relatief gezien geen slecht seizoen voor de badplaats; het najaar bracht vrede voor Europa en zijn bondgenoten, een einde aan de eerste Grote Oorlog. Pas langzaamaan zou het besef doordringen dat de oorlog het einde van een tijdperk betekende, dat Domburg er de 20e eeuw mee was binnengestapt. Het Badhotel bleef hèt hotel van Domburg, de naam onverbrekelijk verbonden met de gouden jaren van rond de eeuwwisseling; het gastenpatroon veranderde er maar heel ge leidelijk, in tegenstelling tot dat in het dorp. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1992 | | pagina 31