Neergang
lunch op den kamer te serveeren (het liefst had ik voor de kleine jongen spinazie of andij
vie)."
Elk jaar met Pinksteren ging het hotel, waar nodig tijdens de wintermaanden opnieuw
beschilderd en behangen en vanaf Pasen gepoetst, open. De huisknechten begonnen om 5
uur 's ochtends, met schoenen poetsen. Dat kon een langdurig werkje zijn: in zijn toptijd
had het hotel plaats voor 140 gasten. Vervolgens werden de cokes-fornuizen aangestoken,
werd het overige personeel wakker gemaakt en het zilver gepoetst. Inmiddels had een an
dere huisknecht de vlag op het gazon gehesen, waren de gasten die vroeg op wilden ge
wekt en zwaaiden de koks de scepter in de keuken. Directeur Westenburger maakte om
half acht een inspectieronde en daarna kon de dag echt beginnen. De twee lagere knechten
waren herkenbaar aan hun blauwe voorschoten, de overige hadden rood gestreepte jasjes
aan; de meisjes, veelal afkomstig uit Westkapelle, waren "op z'n boers" (in klederdracht).
Ze werkten als kamermeisje, keukenhulpje, op de linnenkamer, etc., de hele dag door.
Voor de obers lag het accent op de maaltijden; de eetzaal was regelmatig vol, ook met
niet-hotelgasten.
De dag begon vroeg voor het personeel, hij eindigde laat. Er moest altijd iemand zijn
om late gasten te verwelkomen of van de laatste tram te halen; in het seizoen was het per
soneel dan ook intern. Serviliteit? Onderdanigheid? Welnee: ouderwetse dienstbaarheid,
trots gedragen, en door de ouderwets ingestelde gast zeer gewaardeerd en gehonoreerd.
Het telefoonnummer van het Badhotel in die jaren twintig dertig was 4 - om weemoedig
van te worden.
Uiterlijk leek alles nog lange tijd hetzelfde; veel gasten in de badplaats in het begin
van de jaren dertig, het Badhotel een klein paleis Soestdijk. halfverscholen in het lover,
maar de tand des tijds knaagde. De crisisjaren deden ook in Zeeland hun intrede, men gaf
steeds minder geld uit en Nederland was relatief duur geworden. Toch kwam de grote ver
andering pas halverwege de jaren dertig, met het groeiend besef dat de ontwikkelingen in
Duitsland ook daarbuiten verstrekkende gevolgen zouden gaan hebben. Steeds minder
Duitsers en uiteindelijk ook steeds minder Nederlanders kwamen naar de badplaats. Toen
in 1939 na de Duitse inval in Polen de tweede wereldoorlog uitbrak en in mei 1940 ook
Nederland werd binnengevallen, was het gedaan met het zomerbezoek aan Domburg. Er
kwam een bezettingsmacht, Duitse officieren trokken in het Badhotel, strand en duinen
werden gedeeltelijk gesloten en uiteindelijk tot verboden gebied verklaard. Nadat Wal
cheren eind 1944 volgens een geallieerd plan onder water was gezet en bevrijd, zou de
badgast van weleer het niet herkend hebben. Het lieflijke landschap overspoeld door zout
water, gebouwen in puin of zwaar beschadigd, de duinen vol bunkers en mijnenvelden,
Domburg vol vluchtelingen uit lager gelegen dorpen.
Eind 1945 waren alle dijken gedicht, werd langzaamaan het bestaan weer tot norma
lere proporties terug gebracht. In Domburg werkte men hard aan het herstel van de bad
plaats. Het Schuttershof en het Strandhotel waren niet meer te redden, het Badpaviljoen
en het Badhotel werden zoveel mogelijk in hun oude staat terug gebracht.
Al gauw kwamen de eerste badgasten weer naar Domburg. In 1948 werden er 3271
geteld die veelal ergens in het dorp verbleven. Het waren voornamelijk Nederlanders en
Belgen, maar vanaf ongeveer 1950 meldden ook de Duitsers zich weer. Het badgastenpa-
31