Britannia thode te omslachtig of te tijdrovend dan kon je ook volstaan met 's avonds je voeten in een teiltje koud water te dopen en daarin een bruispoeder te strooien dat onder de naam Sana- togen bij de drogist verkrijgbaar was. Met deze uitweiding is het pad naar Walcheren geplaveid. Het succes van Kneipps therapie, die eind vorige eeuw bij iedereen bekend was, ook al werd ermee gespot en deed lang niet iedereen er aan mee, had laten zien, dat je ook met ander dan met mineraalwater geneeskunde kon bedrijven en dan lag het in Holland voor de hand meteen aan zeewater te denken. Hydrotherapie: prima. Thalassatherapie nog wel zo goed. Scheveningen, dat allang een badinrichting bezat, "naar de Ionische bouworde ingerigt" en waar de konink lijke familie op een hoog duin een paviljoen had gebouwd, nam het voortouw en daar ver rees het gebouw dat nog steeds als het 'Kurhaus' bekend staat, waar zowel oude als nieu we rijken in de luxe vertrekken hun vertier konden zoeken in binnen- zowel als buitenba den, aan eettafels en speeltafels, in solaria en een prachtige concertzaal. Domburg begreep de hint en bouwde het Badhotel. In beide gebouwen, het Scheve- ningse en het Domburgse is de Kurhausstijl nog duidelijk herkenbaar, maar beide gebou wen zijn ook proto-typisch voor de teloorgang van deze luxueuse badcultuur. Het Sche- veningse Kurhaus staat er nog, maar wat eens een dominerend monument was aan het wijde Gevers Deynootplein is nu weggemoffeld achter hoge flatgebouwen, zodat je moet zoeken om de ingang te vinden. Met het Domburgse heeft men tot dusver geen raad ge weten en het verval dreigt definitief te worden. Of men bij de bouw van het Grand Hotel des Bains in Vlissingen ook de Kurhausge- dachte in het achterhoofd heeft gehad weet ik niet. De architectuur van het oude gebouw was weinig typisch voor de Kurhausstijl en toen de naam later werd veranderd in Britan nia was dat eerder een hommage van de nieuwe exploitanten aan de verre Engelse klan ten, die na de oorlog de 80 kamers zouden moeten vullen a raison van 3,50 per dag, dan een bericht aan de levenden, dat je je hier voor een zelfde bedrag a la Kneipp kon afspon zen. Terugkijkend moet ik bekennen, dat ik het vooroorlogse Britannia eigenlijk slecht heb gekend. We kwamen er zelden. Wat moet je uitgaan in een stadje, waar je zelf woont en het terras van hotel Noordzee Boulevard naast je deur ligt? Als we wel eens zeurden, was vaders stereotiepe repliek: je begrijpt zeker wel dat ik de kosten van die flesjes prik iede re keer met zeven moet vermenigvuldigen', waarna hij ons verwees naar de fles spuitwa ter, die altijd in de keuken aanwezig was of bij de kruidenier moest worden omgewisseld. Die flessen zijn met de verandering van onze drinkgewoonten tegenwoordig uit het stads beeld verdwenen, maar vroeger waren ze in de meeste huishoudens aanwezig en ik herin ner me nog goed het krachtige geluid van de bruisende straal als je de hendel aan de kop indrukte en de koolzuurbellen vanuit het glas in je gezicht spoten. Geen terras- of cafébezoek dus, maar wel de première van m'n openbare optreden in de grote zaal. Ik was toen negen jaar en deed mee aan een voordrachtswedstrijd, die door de een of andere vereniging (er staat me iets bij van C.K.W.O., maar ik heb geen idee, waarvoor die letters stonden) was georganiseerd. Leen de Vin ging met de eerste prijs strijken. Ik won de tweede met de gevoelvolle voordracht van drie gedichten van Guido Gezelle: Boerke Naas, Het Schrijverke en Daar viel ne keer een bladje op het water. Het 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1992 | | pagina 47