Duikers Opspringende waterzuilen hadden we op de Westerschelde overigens wel eens vaker gezien. Dan kwam er in de Voorhaven of bij de Loodsensteiger een scheepje voorvaren, dat een vervaarlijk uitziende man aan boord nam, die zich op de kade al had staan verkle den: veel truien en daaroverheen een zwaar, overall-achtig pak met een koperen ring als kraag, waarop dan, zo werd mij uitgelegd, een helm met een vizier kon worden ge schroefd. De man was duiker en als je zo'n pak vergelijkt met de uitrusting, waarmee ze tegenwoordig onder water gaan, dan is er wel wat verbeterd. Alleen al in de slangen, waarmee hij met het moederschip voor in- en uitademen verbonden was, zou je zo ver ward raken. Met rukken aan de slang kon hij dan te kennen geven of hij weer opgehaald wilde worden of nog een eindje dieper wilde zakken. Zijn taak was het om scheepswrak ken op te blazen door op strategische punten een explosief aan te brengen, een lont naar boven te leiden, zich in veiligheid te brengen en af te drukken. Dat waren de waterzuilen, die je van de boulevard af zag en die zich herhaalden al naar gelang de uitslag van de in spectie achteraf. Dit duiken moet een vrij gevaarlijk karwei zijn geweest, maar van onge lukken heb ik nooit gehoord. Ze waren er soms wel een paar dagen meer bezig. Hierboven noemde ik de Loodsensteiger. die in 1991 nogal eens in het nieuws is ge weest. Wordt-ie gesloopt? Blijft-ie behouden? Ik hoop het laatste, alleen al omdat Vlis- singen zuinig moet zijn op de weinige dingen, die het van vroeger nog over heeft. De stei ger is niet zo oud, ik weet het, ik heb hem nog zien bouwen, maar in de ruim 60 jaar van zijn bestaan is hij een karakteristiek onderdeel geworden van de nu zo aardig gerestau reerde havenpartij. Als kind heb ik vaak staan kijken naar de vissers die daar met hun kruisnetten een visje probeerden binnen te halen, een geep, een schol, maar ook vaak al leen maar een paar onbruikbare krabben. Bij eb kon je ook onder de steiger scharrelen, de 'vloer' was toen veel lager dan nu. Men had daar fuiken uitgezet. Op een dag zag ik een loods naar beneden gaan en onder de steiger kruipen. Ik dacht dat hij z'n fuik ging leeg halen en dat deed hij ook. maar een paar blote billen, veel gezucht en vervolgens een stortvloed van woorden met 'nondedju' en 'opsodomieteren' als de voornaamste, bewezen, dat we over fuik niet gelijk dachten. Als ik m'n aantekeningen nog eens doorkijk, merk ik dat ik het over een hoop dingen niet heb gehad. Jaarlijks terugkerende evenementen als de zwemwedstrijd Breskens-Vlis- singen, de boulevard-loop en de kermis bleven onbesproken. Ook heb ik nauwelijks iets of niets gezegd over de Kunstkring 'Het Zuiden' of om eens een ander 'cultureel' monu ment te noemen, de danstent 'Wilhelmina' (Willemientje). Dat Vlissingen een concertge bouw rijk was heb ik verzwegen en aan een paar kleurrijke straattypes, zowel op de bou levard als in de stad heb ik geen aandacht besteed. Zo is er meer en als je eenmaal over Vlisssingen begint te vertellen komen er per associatie dingen boven, waarvan je zelf niet meer wist dat ze, al dan niet vertekend, in je geheugen lagen opgeslagen. Op dat laatste moet ik nog even de aandacht vestigen. Ik heb nauwelijks enige literatuur geraadpleegd, om deze herinneringen zo zuiver en spontaan mogelijk te houden. De gebeurtenissen, die ik beschreef zijn echt gebeurd, maar het kan heel goed zijn dat ik ze verkeerd heb geda teerd of aan de verkeerde personen heb toegeschreven. Laat ik eindigen met het ophalen van twee anecdotes uit de lange lijst: één zeer recen te en één uit de jaren '20. In die tijd had je op de kermis zangers, die de grote feiten van de dag op rijm bespraken en die feiten lardeerden met min of meer humoristische verzen. 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1992 | | pagina 56