cessie voor "paardespoorwegen" van Middelburg naar Veere, Domburg en Vlissingen kon worden verleend. Middelburg en Vlissingen bepaalden dat met de werkzaamheden vóór 1878 begonnen moest zijn. Domburg vond 1880 vroeg genoeg en Veere liet niets van zich horen. Daar er niets gebeurde, werd de concessie al in 1877 ingetrokken. We mo gen aannemen dat Pieterse de bedoeling had de concessie aan een derde over te dragen en dat dit hem niet gelukt was. Nieuwe gegadigden verschenen in 1878, waaronder de heer Griiber, die een stoom- tramlijn van Middelburg naar Vlissingen wilde aanleggen. Hij kreeg de concessie èn de toestemming deze eventueel aan anderen over te dragen, maar de gemeenten vroegen nu wel een borgsom! Desondanks werd ook nu niet op tijd begonnen, zodat in oktober 1880 uitstel tot 1 april 1881 werd verleend, omdat de "motors" (lees: locomotieven) toch niet voor 1 mei van dat jaar klaar zouden zijn. En ja, op 31 maart 1881 begonnen de aannemers Mertens en Finet dan toch heus met de bouw van de baan, maar wéér ging het mis: dit tweetal ontpopte zich als een stel ras knoeiers. Ze leverden een baan op, bestaande uit om de twee a drie meter vermolmde dwarsliggers met daarop versleten rails, die zelfs voor een paardetram ongeschikt waren. Ze lieten zich betalen met aandelen, zodat zij - in de vergadering van aandeelhouders ter verantwoording geroepen - de meeste stemmen hadden. Zij konden zodoende elke eis tot schadevergoeding afwijzen en bovendien lieten zij zich schadeloos stellen voor "te ver richten bijwerk". De versterking van de Middelburgse Langevielebuiten- en binnenbruggen bracht ook nog extra oponthoud mee, wat overigens niet zo erg was, want de beide locomotieven wa ren pas op 2 juli gereed. Middelburg, Langevielebuitenbrug, aankomst van de stoomtram uit Vlissingen 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1992 | | pagina 68