moest door hem bevracht en voorzover bij aankomst niet afgehaald, besteld worden. Daarvoor had hij de beschikking over twee steekkarren en een grote handkar. Met deze laatste bracht hij het vlees dat per tram aankwam naar de slagers. Zijn vrouw gaf hem twee schone lakens mee, een voor onder en een voor boven. Vaak ging zijn dochter mee en terwijl vader met een half varken bij de slager binnen was, paste zij op dat de honden er niet met de andere helft vandoor gingen. De familie Siebols had in de Hobeinstraat, vlak bij de tramhalte in de Paul Krugerstraat, een winkel in kruidenierswaren en snoep die door de echtgenote gedreven werd. Op het moment dat we dit schrijven is die winkel er nog steeds en wordt zij door de zoeven genoemde dochter gedreven. Als in de zomer de "gegoeden" kwamen, die een grote villa in Domburg hadden staan of in het Badhotel logeerden, dan had Siebols het extra druk. Als een van de adellijken op zondagavond met de mailtrein weer naar huis ging, werd hij 's middags door "Koudeker- ke" opgebeld en moest hij naar het NS-station gaan om daar de stationskruiers op te trom melen. Deze moesten dan een halve of hele bagagewagen vol hutkoffers en andere bagage overladen en bevrachten op de trein. "Vingen" de kruiers elk een half of een heel dagloon, voor Siebols, die als verantwoordelijk man werd beschouwd, kon dit oplopen tot een heel en zelfs een dubbel dagloon. U kunt er verzekerd van zijn dat "de adel" prompt en goed bediend werd! Tot Siebols' taak behoorde overigens ook, herkenbaar als hij was aan een blauwe kiel en SW-pet met rode band, het schoonhouden van het spoor en het smeren van de wissels. Herinneren we ons ook nog de postconducteur le klasse te Middelburg, de heer Blan- kert. die in een afgeschoten ruimte van de bagagewagen de ongesorteerde post mee kreeg en onderweg aan de dorpsbestellers moest afgeven. Nu was de afscheiding niet optimaal, en wanneer bijvoorbeeld in de bagageafdeling een paar zakken cement werden geladen, kwamen door kieren de in de postafdeling op de sorteertafel liggende pakketten met vlees, boter, gist, textiel onder het stof.Daar bleef het niet bij, want er werd in die bagage afdeling van alles vervoerd, zelfs levende wezens en dat verklaart waarom de heer Blan- kert telkens ruzie met zijn vrouw had, omdat hij alweer onder de vlooien zat. Dan waren er nog de polderjongens uit Weslkapelle die, gezeten op de buffer van de achterste wagen, de reis voor niets mee wilden maken. Toen de agentschaphouder van de tram ze eraf wilde halen, kreeg hij de keuze: of weggaaan, öf een pak slaag. Het werd het laatste, met nare gevolgen, lichamelijke voor de agent, en justitiële voor de stoere knapen. Koudekerke was het "centraal station" van de tram. Voor de gewone dienst waren er steeds twee locomotieven nodig. Terwijl de rijtuigen in beginsel op hun "eigen" lijn ble ven, namelijk Middelburg-Domburg en Vlisssingen-Koudekerke, reden de locomotieven als volgt: Koudekerke-Middelburg-Domburg-Vlissingen-Koudekerke-restaureren en dan van voren af aan. Het station te Koudekerke, met zijn hoge perron en aan weerszijden een tram, bood een levendig schouwspel,vooral bij de trams naar Middelburg en Vluissingen, als enige tijd voor het vertrek de locomotief die de tram naar Middelburg moest overnemen, naast de watertoren bezig was op spanning te komen: zware geelbruine rookwolken vanwege de zwavel in de briketten. En dan was er ook het om- en voorrijden van de locomotieven. Daar de trams te Koudekerke richting Vlissingen en Middelburg over korte afstand hetzelfde spoor moesten berijden, was een apart signaal geplaatst dat voor één der beide richtingen "veilig" en voor de andere richting "onveilig" toonde. Het sein was door een stangverbinding gekoppeld met de betreffende richting-wissel, zodat de machinist bij vei- 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1992 | | pagina 76