Carillonbespelingen Hoe kun je beiaardier worden? hulp van een apparaat gaten ponst. Die ponsband legt hij op een electrisch speelntecha- nisme in de toren. Bij het doordraaien van de band maken hefboompjes die in de gaten van de band vallen, contact met een magneet die op zijn beurt de hamers van de klokken in beweging brengt. Zo versiert vanuit de hoogte een carillon spelenderwijs de tijdsaan duiding. De beiaardier is de man of vrouw die het carillon tot leven wekt. Hij. of zij. bekleedt een hoge positie, en stelt wat dat betreft de burgemeester in de schaduw. Hij ziet van zijn toren af neer op zijn medemensen en voelt zich soms de koning te rijk. Niet dat hij er echt rijk van wordt, want het beiaardierschap is een nevenfunctie, een bijverdienste. Meestal is hij organist of leraar aan een muziekschool, of ijverig in de weer als dirigent van koren en korpsen. Doorgaans is hij een idealist, moedigt zichzelf en anderen aan zich in de mu ziek uit te leven, zij het dat de grenzen soms spoedig zijn bereikt. Zelf speelt hij als bei aardier ook niet altijd de sterren van de hemel, al streeft hij er wel naar. Volksliederen, klassieke muziek, eigen improvisaties, dat is het repertoire van de klokkenist. Met Sinterklaas heeft hij het gemakkelijk; dan wordt het paard van Sint van stal gehaald en hinnikt het er op los vanaf de toren. Rond de Kerstdagen is de beiaardier ook in zijn element. Dan speelt hij van "engeltjes die in het luchtruim zweven" en "her dertjes die bij nachte in het veld lagen". De marktdagen - en zoals in Middelburg ook de zaterdagmiddag - zijn in veel steden de momenten voor een wekelijks carillonconcert. Dat verhoogt de gezelligheid voor de toeristen en het kooplustige publiek. Mij is het eens overkomen dat toen ik even op de to rentrans stond uit te blazen - want beieren is een zwaar werk - ik juist een bruidspaar de kerk zag binnengaan. Laat ik nu net het in die tijd populaire liedje gespeeld hebben "O, was ik maar bij moeder thuis gebleven"Eens was er ter hoogte van de Vlissingse boule vard een schip aan de grond gelopen. Sleepboten waren druk in de weer het los te trekken en ik zag van de toren af dat zij succes hadden. Een toepasselijk liedje was gauw gevon den: "Hoe zachtkens glijdt ons bootje al op het spiegelend meer". Zo kan je soms op de dagelijkse gebeurtenissen inspelen. Trouwens, een beiaardier moet "voor elck wat wils" brengen. Klassiek, modern soms, maar laat hij of zij zich voor al niet in een ivoren toren wanen. Het blijft spelen, ja vooral, voor de mensen op straat die van liederen en melodieën in het populaire genre houden. Hierover zal ik mijn eigen verhaal vertellen. In de oorlog studeerde ik bij Adriaan En gels in Den Haag voor het diploma M.O.-orgel. Na het behalen van het diploma werd ik na een vergelijkend examen benoemd tot organist van de Sint Jacobskerk in Vlissingen. Mijn voorganger, J.C. Varel, was van 1916 tot 1933 tevens beiaardier geweest op de bij die kerk behorende toren. Tussen hem en mij waren er geen vaste beiaardiers benoemd. Waarnemers waren S.RF. van der Meer, J. Kwist en B.J. ten Cate. Het lag voor de hand dat ik Varel ook als zodanig zou opvolgen. Ik liet me dus als leerling inschrijven aan de enige beiaardierschool die er toen bestond en die was in Mechelen, België. Na het beha len van dit diploma werd ik in 1951 benoemd tot stadsbeiaardier van Vlissingen. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1992 | | pagina 89