Tussen Boulevard en Voorhavensluis Bert Teunis "En? Hoe bevalt je je boelevaartje?" vroeg mijn vrouw, toen we op een mooie zomer avond weer eens hadden toegegeven aan die oer-Vlissingse drang af en toe een "boele vaartje" te pikken. Zij is een geboren Amsterdamse, met wortels in Friesland, en mag de boulevard pas sinds een jaar of tien betreden. Ze vindt het dus al gauw goed, constateert met vreugde, dat er weer een paar gaten zijn gevuld, is blij dat flanerende wandelaars nu over de hele lengte een eerlijke kans krijgen en staat dan verrukt te kijken naar het wijde uitzicht over de riviermond. Het is een heldere avond en je ziet watje hoort te zien, maar wat dikwijls achter heiigheid of mist verscholen blijft: het binnenlopen van de veerboot in Breskens, het kustlicht van Nieuwesluis, het nieuwe Cadzand-Bad, misschien zelfs Knocke en, dichterbij, achter de Nolledijk het statig oprijzen van scheepsmasten en een brug, die dadelijk een volledig schip zullen vormen. Ik deel haar enthousiasme en vind het ook niet zo erg, dat ik van die oude, mij zo ver trouwde boulevard nauwelijks iets terug zie. Het huis van van Woelderen staat er nog. Ik heb het zien bouwen en toen het klaar was mochten we het bekijken als we een gulden per persoon betaalden. Het zal wel voor een goed doel zijn geweest, maar Vlissingen had weer iets om over te monkelen en te meesmuilen. Het Strandhotel (Oosterhuis) heeft het ook nog uitgehouden, evenals een stukje van de Zeevaartschool. De Bomvrije bleek on aantastbaar, net als Michiel de Ruyter en het Keizersbolwerk. Met de vermelding, datje in de gevarieerde huizenbouw op het midden van Boulevard Bankert en op het einde van Boulevard de Ruyter nog iets van het verleden kunt herkennen, hebben we het dan echter wel gehad. Dit wil overigens niet zeggen, dat ik geen vrede kan hebben met de boulevard, zoals hij nu is. Het zou idioot zijn te verwachten, dat hij er net zo bij zou liggen als in de jaren twintig, dertig, zeker als je bedenkt wat de stad vooral in de jaren veertig heeft meege maakt. Als ik "nu" vergelijk met "toen" heb ik geen moeite te erkennen, dat er ontzettend veel ten goede is veranderd en Vlissingen met recht en reden trots kan zijn op z'n boule vard. Hij moet natuurlijk wel worden afgemaakt en een paar bizarre 'uutstuuksels' als kiosken en voorzetcafétjes bij flatgebouwen dienen snel te worden verwijderd. De vere delde PZEM-pijpen op de plaats, waar eens Naerebout stond mogen dan voor mijn part blijven staan om de toerist er aan te herinneren dat de gemeente ook wel eens aan moder ne kunst heeft gedacht. De boulevard van mijn jeugd, ik moet het eerlijk toegeven, was een rommeltje zonder samenhang, een symbool haast van planloos individualisme. Men wist wel dat men iets moois in handen had, maar had geen idee wat ermee kon worden gedaan en liet de boel daarom maar lopen. Met zo'n prachtig uitzicht voor de deur viel er toch niets te verpesten en de vroede vaderen vonden het wel zo makkelijk. Ik ook en daarom is die oude boule vard altijd in m'n geheugen blijven hangen, want ik heb er een heerlijke jeugd gehad. Mijn vrouw kan ironiseren wat ze wil, mij bevalt die boulevard nog steeds en telkens als ik er overheen loop mengt zich het moderne heden met beelden van een ver verleden en voel ik me thuis. 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1992 | | pagina 38