wel veel. In tegenstelling tot elders werden leden van één familie hier niet met een en dezelfde bijnaam vereerd. In andere dorpen waar erg veel families met de zelfde naam voorkwamen, werden de verschillende takken met één naam door een verschillende toe naam van elkaar onderscheiden. Het is in Westkapelle nog steeds algemeen en in Dom burg zijn de diverse families Provoost ingedeeld in Juunen, Jassen en Stokvissen. Dit verschijnsel kon overigens ook een beperkte vorm aannemen, namelijk wanneer een bijnaam één of twee generaties meeging. Dat kon betekenen dat de leden van een gezin de bijnaam van hun vader meekregen, zoals de Lebbers in Middelburg (genoemd naar de vaste gewoonte van het gezinshoofd om halverwege zijn werk een dagelijkse borrel te nuttigen) en de Schuilwerves die allen Narre heetten. Ook de bijnamen onder de school jeugd stonden soms vast voor leden van één gezin. In Middelburg genoot de oudste van het gezin Van Dirven op de lagere school de bijnaam Knar en wanneer hij of zij de school verliet, werd de daaropvolgende in diens plaats Knar genoemd. Het doorgeven van een bijnaam was overigens niet alleen beperkt tot de rechte lijn (van vader op zoon) of van broer op broer of zus. In Oostkapelle ontlenen enkelen hun bijnaam aan een oom. in beide gevallen een jongere broer van hun vader (Dokus, Piemel). Algemener is het noemen van iemand naar de voornaam van zijn vader - in feite een voortzetting van de praktijk van voor de algemene invoering van de achternaam. Jan Theune (Joziasse), Jo Krien (Louwerse) en Kees Sekke (De Visser) zijn hiervan recente voorbeelden uit respectieve lijk Oostkapelle, Westkapelle en Aagtekerke. Van echte bijnamen is hier dus geen sprake. Uiterlijke kenmerken Het aantal bij- en scheldnamen dat aan iemands uiterlijk ontleend werd. is legio. Wie een opvallend kenmerk droeg, kon zo'n vijftig jaar geleden, zo lijkt het, alleen maar hopen aan een toevoeging te ontsnappen. Reeds een opvallend donker uiterlijk kon een bijnaam opleveren: Schoensmeerdoos (Middelburg), Pinda of Moore. De twee laatste (Oostkap- pelse) bijnamen verwezen naar bewoners van destijds verre landen, namelijk China en Afrika. Wie voortdurend met z'n ogen knipte, zoals Pienker in Vrouwenpolder of één oog had, zoals winkelier Kees Kiek op Zanddijk, was verzekerd van een tweede naam. Sneeuwwitje was een Middelburgse politie-agent die al vroeg spierwit haar had. Hij stond er om bekend dat hij bedrijvers van kattekwaad al fietsend aan hun oor meevoerde naar het bureau. Ook Róódbol (Vrouwenpolder), Krul (Oostkapelle) en de Boer (een meisje met pony-kapsel. Middelburg) waren ontleend aan de haardos van de betrokkenen. Eén van de heel weinige Walcherse boeren die een snor droegen. De Visser van de Polredijk in Vrouwenpolder, heette de Snorreboer. Een naam als Neus kwam her en der voor. Knies (Oostkapelle) was ontleend aan de gelaatsuitdrukking van de man in kwestie en de Kikker blies bolle wangen als hij de bombardon speelde in de Middelburgse fanfare 'Excelsior'. De Gelen (naar zijn jas) en Boerejan uit Vrouwenpolder werden naar hun kleding ver noemd. Iemands gestalte of gewicht was uiteraard een gemakkelijke bron voor een bij- of scheld naam. Lange Arie was ijsventer in Middelburg. Willem Schoe in Oostkapelle had zijn naam Luiten eveneens aan zijn lengte te danken, terwijl zowel Dreumes (Vrouwenpolder) als Reusje (Oostkapelle) klein van stuk waren. Een kort dik mannetje heette Troenk (Vrouwenpolder) en grote zware kerels heetten Jan Spek of Spekbil (Serooskerke), Bul of Dikke Kees (Oostkapelle) en de grote benige gestalte van Willem Duvekot Vrouwenpol- 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 100