bekende bokser heette. Haar vader, Harde Winterwas kaaiwerker in Middelburg en hoopte altijd dat er vorst kwam zodat hij niet naar de kaai zou hoeven. "Ik denk dat we een harde winter krijgen" lag in zijn mond bestorven. Vaste uitdrukkingen bezorgden ook anderen een naam, zoals Piet den Hollander uit de Duinweg in Oostkapelle. Zijn steeds mistroostig uitgebrachte Hü fungeerde voor dorpsgenoten als bijnaam om hem te onder scheiden van naamgenoten. Miete Walraven uit Vrouwenpolder heette naar haar stop woord: Megotte. Vooral karaktertrekjes die negatief aangevoeld werden, leverden een bijnaam op. Iemand die veel over zichzelf praatte heette in Vrouwenpolder bijvoorbeeld Bram Ik. Je had daar verder Piet de Lieger, den Ekster (een rappe drukte-verkoper) en den 'Aene (een bazig, haan-achtig type). Heel anders was het gesteld met de KöönienkLouw Vermeulen, die groot gezag genoot onder zijn dorpsgenoten. Zijn woord was wet, hoewel Louw maar gewoon werkman was. Af en toe maakten eenmalige gebeurtenissen zo'n indruk dat ze iemand zijn leven lang nagedragen werden. Marien Kerkhove uit Vrouwenpolder moest eens zijn koe achteruit zien te krijgen en voegde het dier een bevel toe dat voor paarden gebruikelijk was: "Hursch". "Trekt eens aan die staart" zei Marien tegen zijn vrouw, "Een koe kan ook dui- zen achteruit treden)!" Of het dier gehoorzaamde weet niemand meer, maar sindsdien stond Marien bekend als Hursch. Bram de Nood sr. uit Veere moet ver terug in de negen tiende eeuw geleefd hebben, maar zijn bijnaam werd nog overgeleverd: 't Ouwe Pette- bêêstje. Bram stond op 't land te wieden met een ander en toen die pauzeerde om onder zijn pet te krabben bracht Bram uit: "Heb je last van pettebeestjes?" Naar een heel ander beestje werd de Marmot genoemd. Toen Piet Schuilwerve vader werd en de arts tegen de kraamzuster zei: "Licht eens bij, want er zit nog wat", zei hij "Niet bij lichten, want de marmotten komen ook op 't licht af." Licht of geen licht, het werd een dubbele bevalling en Schuilwerve was vader van een tweeling geworden, maar ook eige naar van een bijnaam. Wel heel prozaïsch is het verhaal van een vrouw uit Gapinge die zo'n driekwart eeuw geleden in de krant gelezen had dat die-en-die piloot op een bepaald tijdstip met zijn vliegtuig over het dorp zou vliegen. Geen mens in Gapinge had nog ooit een vliegtuig gezien en iedereen stond dus op straat toen de piloot over kwam. Daar heb je die-en-die, riep de vrouw, en haar woordenschat schoot tekort, "In blik en emmers!" Sindsdien heette ze In Blik en Emmers. Bijnamen waarvan de oorsprong niet meer te achterhalen valt, zijn er natuurlijk vele. In Middelburg heetten verschillende leden van het gezin De Graaf Gabber, Teut en Pap in 't Pannetje. Ka Bokketet van de Vismarkt en Krelis Pietje Puk behoorden tot de armste laag van de bevolking. Uiteraard is hier sprake van respectievelijk bijnamen van de jeugd on derling en bijnamen die als scheldnamen aangevoeld werden. Dat laatste geldt waarschijnlijk ook voor de Vrouwenpolderse namen Ko Bok en Koffiezak en Theezak (voor een echtpaar!) maar niet voor vele andere. In dit kustdorp met zijn vele stropers en strandjutters en een bijbehorende (relatief) vrije atmosfeer kwamen naar verhouding veel bijnamen voor. net als in de kustplaatsen Westkapelle en Domburg. De Kelder was opgegroeid in de kruitkelder van Fort den Haak; Fikje was naar zijn hond genoemd. Wat de oorsprong is van namen als Pollie. den Degen. Bolus, Noene, de Tunne en Schubbes is me onbekend. Hetzelfde geldt voor Krit (Jan de Vos), Max (Frans Kerkhove sr.), Vervark (Arjaan Ver-meulen, in 'Een stroper jaagt voor de voet' per onge- 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 104