was hij uitgezonden. Een gedeelte van het Bandase kerkelijke archief kwam aldus in Amsterdam terecht, maar "een register der gene, die int Eylandt van Macjan [een eiland in de Molukken] gedoopt en getrouwt sijn", werd in 1635 per post uit Batavia naar Middelburg verzonden. Helaas is dit register, dat een zeer interessante bron over de vroe ge kolonisatietijd had kunnen zijn, verloren gegaan. Maar ook de klachten bereikten Middelburg. Het was voor de Walcherse predikanten dan uitermate moeilijk om deze klachten te verifiëren. Marinus Gideonsz., in de Oost tot pre dikant benoemd maar als krankenbezoeker in 1632 teruggekeerd, klaagde "dat veel sie- kentroosters haer onstichtelyck dragen". Hij adviseerde krankenbezoekers voortaan te onderwijzen in het voorzingen der psalmen, het voorlezen van de Schrift en het "wel ge- fondeerd syn inde pligt ornde de sieken met onderscheet conden aenspreken". Een zieken trooster moest weten wanneer en hoe hij de zieken en stervenden moest bezoeken, verma nen, bestraffen of vertroosten. Hij moest de zielstoestand van zijn medemens snel kunnen inschatten (daarom werd een dergelijke persoon zowel met krankenbezoeker, zieken trooster of ook wel als vermaner aangeduid). Dat Gideonsz. zichzelf ook zeer onstichte lijk had gedragen, hebben de gedeputeerden vermoedelijk van anderen moeten vernemen. Af en toe waren er echter ook spectaculaire succesverhalen te notuleren, bijvoorbeeld toen aan de gedeputeerden uitvoerig verslag werd gedaan van de kerstening van Formosa. Dit relaas deed de bekende Formosaanse predikant Robertus Junius, die na 17 jaar arbeid in Azië - waarvan 12 op Formosa - in 1644 voor de gedeputeerden stond. Hij vertelde hoe hij "onder de wilde naeckte ende afgodische heydenen" had gearbeid, en dat door "Godts genade ende wonderlijken segen, de gantsch gruwelijke afgoderie in een goet gedeelte van het selfde lant vertoont, was omgeworpen, de leeraeressen ende duyvels instrumenten verjacht ende verbannen". Meer dan 5.400 zielen had hij samen met enkele andere predi kanten gedoopt, 50 schoolmeesters opgeleid en 100 echtparen tot een al dan niet zedig huwelijk kunnen bewegen. Wat de werkelijke kwaliteit van dit Formosaanse christendom was, vermeldt onze bron niet. Maar op deze wijze bereikten de verhalen de Walcherse predikanten en ongetwijfeld ook het Walcherse volk. Hiermee is in het kort een impressie gegeven van de zendingsactiviteiten vanuit Walcheren. Ze vormden een van de voorwaar den voor het bevorderen van de kerk en de kolonisatie overzee. Kolonisten uit Walcheren Maar hoe succesvol was die kolonisatie zelf eigenlijk? Een interessante vraag voor de geïnteresseerden in de koloniale geschiedenis en genealogie is, in dat verband, in hoever re de kerkelijke archieven ons iets mededelen over de Walcherse kolonisten in de Oost- Indische koloniën. We zullen hier een korte speurtocht ondernemen naar Walcherenaren in het Bataviase trouwboek, dat over de jaren 1616-1649 - in Jaccatra stond in 1616 al een handelsloge - bewaard is gebleven. Natuurlijk is het wat artificieel om de Walcherenaren als een afzonderlijke groep te beschouwen, zowel ten opzichte van al het VOC-personeel als van de Zeeuwen in het algemeen. Maar anderzijds zijn er methodologisch ook weinig bezwaren tegen om een groep met een kleine, geografisch afgebakende achtergrond bij wijze van illustratief (dus niet: exemplarisch) voorbeeld naar voren te halen. Een korte zoekactie leert ons, dat een aantal Walcherenaren inderdaad in Batavia in het huwelijk trad. Van hen waren 41 mannen afkomstig uit Middelburg, 15 uil Vlissingen, 3 uit Veere, 2 uit Arnemuiden, één uit Oostkapelle en één uit Biggekerke. 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 109